29373 |
splitshoorn |
hoorn:
hawrǝ (P047p Loksbergen)
|
Voorwerp waarmee men twee touwen aan hun uiteinden te zamen vlecht. [N 48, 113b]
II-7
|
24706 |
splitsing van de stam |
mik:
mik (P047p Loksbergen)
|
Het deel van de boom waar de stam zich in tweeën splitst (gaffel, mik, vork). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
21160 |
spoorweg |
ijzerweg:
ééjəzərwèg (P047p Loksbergen)
|
een weg met rails waarover men wagens die mechanisch voortbewogen worden, laat lopen voor het vervoer van personen en goederen [spoorweg, route, ijzerenweg] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
34483 |
sporen van de haan |
sporen:
spōr (P047p Loksbergen)
|
Doornachtige hoornuitwas van de poten van de haan. [N 6, 3; L 7, 27b; monogr.]
I-12
|
34582 |
sporten |
sproten:
sprōtǝ (P047p Loksbergen)
|
De scheien die de ladderbomen met elkaar verbinden. [JG 1a, JG 1b]
I-13
|
19359 |
spotten |
de zot houden:
də zòt hòwə (P047p Loksbergen),
zeveren:
zīējəvərə (P047p Loksbergen)
|
de spot drijven met [spotten, spreeuwen, truten, zwanzen] [N 85 (1981)] || zich met belachelijk makende of oneerbiedige scherts [grappen] uiten [spreeuwen, spotten, truten, zwanzen, lollen, leuren] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|
24249 |
spreeuw |
spreeuw:
spriəf (P047p Loksbergen)
|
spreeuw [ZND 07 (1924)]
III-4-1
|
24994 |
sprenkelen |
sprinkelen:
sprinkələ (P047p Loksbergen)
|
druppelsgewijze uitstrooien, uitgieten [spuiten, sprenkelen, sprengen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
23602 |
sprenkelen met de wijwaterkwast |
sprenkelen:
sprinkələ (P047p Loksbergen)
|
Met de wijwaterskwast sprenkelend door de kerk gaan, de besprenkeling met wijwater aan het begin van de hoogmis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
34055 |
springstier |
springstier:
spreŋstīr (P047p Loksbergen)
|
[JG 1a, 1b; add. uit N 3A, 15]
I-11
|