17859 |
tollen |
zot draaien:
zotdrowe (P047p Loksbergen)
|
Tollen: draaien als een tol (trijzelen, tollen, kokkerellen, (rond)draaien) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
33594 |
tomaat |
tomaat:
təmatə (P047p Loksbergen)
|
tomaten (pl) [Goossens 1b (1960)]
I-7
|
22658 |
toneelspel |
komedie:
kəmeͅidə (P047p Loksbergen)
|
Een voorstelling door een toneelgroep [spel]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
17727 |
tonen |
laten zien:
loate zien (P047p Loksbergen)
|
Tonen, laten zien (laten zien, tonen, togen) [N 108 (2001)]
III-1-1
|
17620 |
tong |
tong:
zen tong es engeloawe (P047p Loksbergen)
|
Zijn tong is aangeladen [ZND 32 (1939)]
III-1-1
|
18231 |
tong van een schoen |
lip:
lip (P047p Loksbergen),
tong:
tòng (P047p Loksbergen)
|
een strookje leer tussen de kleppen van een schoen (tong, lipje) [N 86 (1981)]
III-1-3
|
21382 |
toonbank |
toog:
tōēg (P047p Loksbergen)
|
de winkeltafel waarop de waren worden getoond of gelegd [toog, toonbank, gaam, bank] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
23464 |
torenhaan |
t hantje van dn taore?].:
hoon (P047p Loksbergen),
windhoon (P047p Loksbergen)
|
De haanvormige windwijzer boven op de torenspits [weerhaan, windhaan [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23456 |
torenspits |
torenspits:
taurespits (P047p Loksbergen)
|
De spits van de kerktoren; deze is meestal met leien bedekt. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23300 |
torenuurwerk |
kerkuur:
kerekuur (P047p Loksbergen),
uur:
uur (P047p Loksbergen)
|
De wijzerplaat van de torenklok. [N 96A (1989)] || Het uurwerk in de kerktoren, de torenklok [kerkklok, kerkuur?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|