21443 |
uitgaan |
bratsen:
bràtsə (P047p Loksbergen),
op gang gaan:
ŏĕp gánk (P047p Loksbergen)
|
uitgaan, cafés bezoeken, aan de zwier gaan [lelijkeren, op de scheut gaan] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
18573 |
uitgaanskleren |
goede kleren:
goi klijərə (P047p Loksbergen)
|
Uitgaanskleren. De kleren die men draagt als men uitgaat. [N 114 (2002)]
III-1-3
|
24996 |
uitgieten |
schenken:
schinkə (P047p Loksbergen)
|
een vloeistof al gietende doen vloeien uit een kan, fles etc. [storten, plassen, klassen, schenken, uitgieten] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
17854 |
uitglijden |
uitritsen:
uitritsen (P047p Loksbergen)
|
uitglijden [ZND 24 (1937)]
III-1-2
|
21386 |
uithoren |
treifelen:
WNT: trijfelen (II), Dit brab. woord, met uitzondering van door de la porte, met ei gespeld, is blijkbaar verschillende van het hiervoor behandelde [trijfelen (I)], en had dus onder treifelen besproken moeten worden.
trèèfələ (P047p Loksbergen)
|
door vragen van iemand proberen te weten te komen wat hij voelt, uithoren [horken, funteren, tintelen, uithoren, uithorken] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
32967 |
uitkomen |
uitkomen:
ø̜̄tkou̯mǝ (P047p Loksbergen)
|
Het boven de grond uitkomen van het gekiemde zaadkorreltje. [JG 1a, 1b; monogr.; add. uit S 17]
I-4
|
29769 |
uitkruiers |
uittassers:
ø̜̜̄̄ttasǝrs (P047p Loksbergen)
|
Arbeiders die de gebakken stenen uit de steenoven naar het tasveld brachten. De in dit lemma opgenomen termen zijn zowel voor de veldoven als voor de ringoven van toepassing. [N 98, 126; N 98, 155; monogr.]
II-8
|
21391 |
uitleggen |
uitleggen:
øǝtlęgǝ (P047p Loksbergen),
əətlégə (P047p Loksbergen),
[volt.deelw., rk]
əətgəlijt (P047p Loksbergen)
|
duidelijk maken, uitleggen [uitduiden, uitbeduiden] [N 85 (1981)] || Een kledingstuk langer of ruimer maken door onderaan een zoom uit te leggen. [N 59, 191; N 62, 23b; MW]
II-7, III-3-1
|
21452 |
uitnodigen |
noden:
nŭŭjə (P047p Loksbergen)
|
iemand verzoeken bij iemand op bezoek te komen, een feest bij te wonen etc. [verzoeken, noden, bidden, uitnoden, kwelen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21588 |
uitnodigen voor een begrafenis |
ontbieden:
ontbieje (P047p Loksbergen)
|
uitnodigen (voor begrafenis) [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|