18054 |
vergiftigen |
vergeven:
vergeven (P047p Loksbergen),
vərgijəvə (P047p Loksbergen)
|
Vergiftigen: door vergif doden (vergeven, vergiftigen). [N 107 (2001)], [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21152 |
verharde weg |
kassei:
kàsèè (P047p Loksbergen)
|
een verharde weg (klinkerd, kunstweg, kalsij, kalseide) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20533 |
verhitten |
opwarmen:
ŏĕp wèrmə (P047p Loksbergen)
|
verhitten; Hoe noemt U: Voedsel warm maken (loteren) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21399 |
verkeren |
belopen:
bélōēwəpə (P047p Loksbergen),
verkeren:
vərkīējərə (P047p Loksbergen)
|
verkering hebben [verkeren, vrijen, meteen lopen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
20367 |
verkering hebben |
belopen:
bélōēwəpə (P047p Loksbergen),
verkeren:
vərkīējərə (P047p Loksbergen)
|
verkering hebben [verkeren, vrijen, meteen lopen] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
18001 |
verkillen |
pitsen:
mijn tīnə pitsə van de kā (P047p Loksbergen),
pitsə (P047p Loksbergen)
|
mijn voeten killen (kittelen van de kou) [ZND 01u (1924)] || Ongevoelig worden van kou, gezegd van ledematen (killen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
28948 |
verknippen, versnijden |
de hals breken:
dǝn hals brēǝkǝ (P047p Loksbergen)
|
Door verkeerd knippen het te maken kledingstuk bederven. [N 62, 24; MW]
II-7
|
18074 |
verkouden |
verkoud:
vərkààt (P047p Loksbergen),
versnuft:
vərsnəəft (P047p Loksbergen)
|
Verkouden: verkouden zijn; ontsteking van neusslijmvlies, met neusverstopping en slijmafscheiding (verkoud, verkouden, verkeld, versnoft). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21281 |
verkwisten |
opsmodderen:
ŏĕpsmòdərə (P047p Loksbergen),
verbrassen:
vərbràsə (P047p Loksbergen)
|
op overdadige en lichtzinnige wijze besteden [dolboteren, vermokken, vertoelibassen, verkwisten] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18850 |
verlegen (zijn) |
schrikschijt:
schrik schijt (P047p Loksbergen),
verlegen:
vərléegə zén (P047p Loksbergen)
|
niet flink of zelfbewust zijn, zich niet goed durven uiten in het bijzijn van anderen [teutelen, verlegen zijn] [N 85 (1981)]
III-1-4
|