e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Loksbergen

Overzicht

Gevonden: 3995
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bof dikoor: dikōēr (Loksbergen), dikuwer (Loksbergen) Bof: de ziekte waarbij men een opgezet gezicht krijgt door ontsteking van de oorspeekselklier en zwelling van de lymfevaten (dikoor, smartoor, bof). [N 107 (2001)], [N 84 (1981)] III-1-2
bokking boksharing: bŏĕkshéérink (Loksbergen), haring: häering (Loksbergen) bokking, gerookte haring [ZND 24 (1937)] || haring; Hoe noemt U: Een gerookte haring (massisse, bukkem, boesterin, boksharing) [N 80 (1980)] III-2-3
bol rol: rǫl (Loksbergen) Het met behulp van de trekzaag afgezaagde stuk boomstam, dat de lengte van een klomp heeft. In Neeroeteren (L 368) werd de schors met behulp van een schilbeitel (šęlbęjtǝl) van de bollen verwijderd. [N 97, 45] II-12
bol klei grop: grǫp (Loksbergen) Klomp klei waarmee de vorm gevuld werd. Een bol klei was ongeveer anderhalf maal de inhoud van een gevormde, ongebakken steen. [N 98, 76; monogr.] II-8
bolster van een noot schulp: schələp (Loksbergen, ... ) De harde huid van een noot (bast, bolster, sloester, schaal, hulster, boost, bluster, boets, schulp, schelp, snoester). [N 82 (1981)] III-2-3
bomijs hol ijs: hol eejəs (Loksbergen) ijs waar het water onderuit is gelopen [holijs, bomijs, papieren zolder] [N 81 (1980)] III-4-4
bonnet bonnet (<oudfr.): bonnét (Loksbergen), bənnét (Loksbergen) De bonnet van de priester. [N 96B (1989)] III-3-3
bont en blauw slaan blauw en grauw slaan: blaoət ɛɛn graoət Xəslāgə (Loksbergen) bont en blauw geslagen [RND] III-1-2
bonte specht, specht specht: speͅxt (Loksbergen) specht [ZND 07 (1924)] III-4-1
boodschappenmand korf: kørǝf (Loksbergen) Hengselmand waarmee de boodschappen worden gedaan. [N 20, 50; N 40, 111; N 40, 113; N 40, add.; monogr.] II-12