e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Loksbergen

Overzicht

Gevonden: 3995
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dobbelsteen teerling: teerlink (Loksbergen) Kleine kubus waarvan de zes vlakken respectievelijk met 1-6 "ogen"voorzien zijn [steen, dobbelsteen, teerling]. [N 88 (1982)] III-3-2
dobber dobber: dobber (Loksbergen) De kurken drijver(s) aan het snoer van een hengel [dobber, dop, kurk, upper]. [N 88 (1982)] III-3-2
dochter dochter: dóchtər (Loksbergen) dochter; en ze zei dat ze het ook aan haar dochter zou zeggen [ZND 04 (1924)] III-2-2
dode lijk: lééjək (Loksbergen), léék (Loksbergen) het dode lichaam van een mens [lijk, dode, kadaver] [N 87 (1981)] || het lijk [de liech] [N 96D (1989)] III-2-2
dode tak stek: sték (Loksbergen) Een dode tak (stek). [N 82 (1981)] III-4-3
dodenhuisje doodshuisje: dutsheske (Loksbergen) Een mortuarium, dodenkapel in of bij de kerk. [N 96A (1989)] III-3-3
dodenwake doodswake: dutswáákə (Loksbergen) de dodewake [doeëdewach] [N 96D (1989)] III-2-2
doek doek: duk (Loksbergen), doekje: dykskə (Loksbergen) doek [ZND m] || doek (dim.) [ZND m] III-1-3
doel bij verstoppertje spelen lonk: lonk (Loksbergen) Het doel bij het verstoppertje spelen [buut]. [N 88 (1982)] III-3-2
doelloos friemelen handvollen: hamfele (Loksbergen) Doelloos met de handen spelen (haffelen, friemelen, krawietelen) [N 108 (2001)] III-1-2