e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Loksbergen

Overzicht

Gevonden: 3995
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
doffer, mannelijke duif duiver: duiver (Loksbergen, ... ), døvər (Loksbergen), man: maon (Loksbergen), mannetje: manneke (Loksbergen, ... ) doffer: een mannelijke duif [GV K (1935)] || duif, mannetje [ZND 01 (1922)], [ZND 18 (1935)] || een mannelijke duif (doffer, kebber, kipper, horen, duivcer) [N 83 (1981)] III-4-1
dokteren meesteren: mistere (Loksbergen), mistərə (Loksbergen) dokteren: De geneeskunde beoefenen (meesteren, dokteren). [N 107 (2001)], [N 84 (1981)] III-1-2
dolle kervel wilde kelver: weldǝ kęlǝvǝr (Loksbergen), wildə kelləvər (Loksbergen) Chaerophyllum temulum L. Een vrij algemeen voorkomend -naar men aanneemt: giftig- onkruid aan bosranden, akkerkanten en beschaduwde wegbermen met een behaarde, roodgevlekte stengel, witte bloempjes in schermen en veervormig, ingesneden donkergroen blad. Het bloeit van mei tot juli en de lente varieert van 60 tot 120 cm. [A 60A, 16; L 1, a-m; L 6, 35; L 15, 8; S 7; monogr.] || scheerling [ZND 06 (1924)] I-5, III-4-3
dom lomp: lŏĕmp (Loksbergen) niet gemakkelijk denkend, beperkt van verstand, dom [dom, stom, lomp] [N 85 (1981)] III-1-4
domine salvam fac reginam nostram gebed voor de koning: gəbèt vuir də kuinink (Loksbergen) Het gezang na de hoogmis voor de regerende vorst(in), in Nederland: "Domine, salvam fac Reginam nostram"; in België: "Domine, salvum fac Regem nostrum". [N 96B (1989)] III-3-3
domino domino: domino (Loksbergen) Het spel met 28 stenen die op één zijde met ogen of een punt gemerkt zijn (van dubbel blank tot dubbel zes) die tegen elkaar gelegd m oeten worden zó dat telkens gelijke ogen aan elkaar sluiten en waarbij iedere speler probeert domino te worden, d.w.z. zi [N 88 (1982)] III-3-2
domme man lomperik: lŏempərək (Loksbergen), stommerik: stŏĕmərək (Loksbergen) een dom persoon [domoor, dommerik, dotskop] [N 85 (1981)] III-1-4
domme vrouw lut: lut (Loksbergen), mettekoe: cf. RhWb. "Mette III"= geit of koe  mètəkao (Loksbergen) een dommme vrouw [lut, kul, dulleke] [N 85 (1981)] III-1-4
dommekracht hefboom: høf˱bum (Loksbergen) Werktuig om zware voorwerpen op te tillen. Het bestaat uit een zware kast, waarin een getande stang met haak door middel van een zwengel omhoog en omlaag kan worden bewogen. De dommekracht wordt onder het op te heffen voorwerp geplaatst. Zie ook afb. 3. [N 33, 219] II-11
dompelen dopen: dòpə (Loksbergen), soppen: soppə (Loksbergen), sòpə (Loksbergen) Dompelen: geheel doen onder gaan in een vloeistof (dompelen, duwen, soppen, onderduwen). [N 84 (1981)] || in een vloeistof dompelen [dopen, doppen, dompelen] [N 91 (1982)] III-1-2, III-4-4