e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Loksbergen

Overzicht

Gevonden: 3995
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
duif, algemeen duif: dø͂ͅf (Loksbergen) duif [ZND 01 (1922)] III-4-1
duiken duiken: dø͂ͅike (Loksbergen) In het water duiken. [ZND 33 (1940)] III-3-2
duiker duiker: dəəkər (Loksbergen) de waterdoorgang onder een weg (duiker, heul, geul, schoor) [N 90 (1982)] III-3-1
duim, maat van 2,5 cm duim: dəəm (Loksbergen) de maat die een lengte van 2 1/2 cm aangeeft [duim] [N 91 (1982)] III-4-4
duin zandhoop: zànthōēwəp (Loksbergen) duin, heuvel van zand [zandklip, zandbult, blink] [N 81 (1980)] III-4-4
duits duits: døͅts (Loksbergen) Duits [ZND m] III-3-1
duitse mis gezongen mis: gəzongəmés (Loksbergen) Een Duitse mis, door de gelovigen samen gezongen [Duutsje zingmèa?]. [N 96B (1989)] III-3-3
duivel duivel: duvəl (Loksbergen), dy(3)̄vəl (Loksbergen) De duivel (volksnamen). [ZND 01u (1924)] || De duivel [duvel, duuvel, deivel]. [N 96D (1989)] III-3-3
duivenhok duivenkot: dø̜̄vǝkǫt (Loksbergen), dø͂ͅvəkòt (Loksbergen) Duivenhok. [Goossens 1b (1960)] || Soms vindt men in de nok van de zolder een afgeschotte ruimte voor de duiven, die door een gat in de gevel of in het dak in en uit kunnen vliegen. Hier staan de benamingen voor het duivenhok, ongeacht de vorm van dat hok, bijeen. De termen slag en spijker in dit lemma hebben betrekking op de duivenkooi als geheel. Zie ook het lemma "duivenslag" (3.4.8). In kaart 51 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie afbeelding 17. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 10, 9k; L 8, 9a; L 38, 31; S 37; monogr. add. uit N 5A, 58c "til" en JG 2c; A 28, 14c "spijker] I-6, III-3-2
duivenmand duivenkorf: dø̜̄vǝkørǝf (Loksbergen) Een rechthoekige mand met deksel waarin duiven worden vervoerd. Zie ook afb. 283. [N 20, 50; N 40, 78; N 40, 95; N 40, 102; monogr.] II-12