18803 |
geheugen |
geheugen:
gəhuigə (P047p Loksbergen)
|
het vermogen om zich dingen te herinneren [geheugen, memorie] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19263 |
gehoorzamen |
braaf zijn:
brààf zən (P047p Loksbergen),
horen:
huujərə (P047p Loksbergen, ...
P047p Loksbergen)
|
een bevel opvolgen [pareren, luisteren, gehoorzamen] [N 85 (1981)] || gewillig of bereidwillig bevelen of aanwijzingen opvolgend, vooral gezegd van kinderen in betrekking tot ouders [gehoorzaam, gewarig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21317 |
gehucht |
uithoek:
əəthŏĕk (P047p Loksbergen)
|
een klein dorpje zonder kerk [gehucht, bijval, uithoek] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18882 |
gehuil, geschrei |
grijns:
grins (P047p Loksbergen),
huil:
həəl (P047p Loksbergen)
|
het huilen, het wenen [grijs] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20461 |
geil, wellustig |
goesting:
goisting (P047p Loksbergen),
heet:
hiejət (P047p Loksbergen),
hitsig:
hitsig (P047p Loksbergen),
scherp:
scherp (P047p Loksbergen)
|
geil, wellustig [N 10C (zj)]
III-2-2
|
27539 |
geit |
geit:
gē̜t (P047p Loksbergen),
gɛ̄t (P047p Loksbergen)
|
Geit in het algemeen. Ten aanzien van germ merken enkele informanten (L 292 (Heythuysen), Q 99 (Meerssen), 111* (Ransdaal)) op dat hiermee een vrouwelijke geit wordt bedoeld. Zie afbeelding 7. [N 77, 74; L 14, 32; A 9, 20; JG 1a, 1b; Wi 7; NE I, 16; AGV, m3; Gwn 5, 13; Vld.; monogr.; S, Q 105 add.; S 10, add.]
I-12
|
19265 |
gek |
niet juste (fr.):
ni sjust (P047p Loksbergen),
zot:
zòt (P047p Loksbergen)
|
onverstandige, ergerlijke of gekke dingen doend of zeggend [dwaas, mal, zot, gek] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19337 |
gekheid maken |
zot maken:
zot mákə (P047p Loksbergen)
|
gekheid maken [mallen, follen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21466 |
gekkenhuis |
gesticht:
gəsticht (P047p Loksbergen),
zottenhuis:
zòtəhəəs (P047p Loksbergen)
|
een instelling voor het verplegen van krankzinnigen [zothuis, gek[ken]huis, fermerie] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23537 |
geknield zitten |
knielen:
knielə (P047p Loksbergen)
|
(onder de consecratie) knielen, geknield zitten, op de knieën zitten [óp en kneije zitse?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|