e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K278p plaats=Lommel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dubbele zool [wld ii.10, p. 35] dubbele zool: dubbele zool (Lommel) Kent u de uitdrukking "dubbele zool", hoe spreekt u dat uit, wat betekent het woord? [N 60 (1973)] III-1-3
duif (alg.) duif: dui-ven hā-we ... (Lommel), duiven haawen ... (Lommel), døͅyf (Lommel, ... ), en du(uu)f (Lommel), en duif (Lommel) duif [GTRP (1980-1995)] || Duif. [Goossens 1b (1960)], [Willems (1885)] || Duivenhouden is een ... (iest dat gedaan wordt om de tijd te korten). [ZND 28 (1938)] III-3-2
duif, algemeen duif: dūīf (Lommel), døͅyf (Lommel) duif [Willems (1885)] III-4-1
duiken duikelen: duikelen (Lommel, ... ), dui’elen (Lommel), int woweter dui-elen (Lommel), Hij duikelde van de wipplank.  døͅy?ələn (Lommel) Duikelen. [Willems (1885)] || In het water duiken. [ZND 33 (1940)] III-3-2
duim duim: døͅym (Lommel, ... ), har: hāwǝr (Lommel), hengsel: hɛ̄ŋsǝl (Lommel) duim [N 10 (1961)] || Zie kaart. De in het muurgesteente aangebrachte ijzeren haak voor raam- of deurhengsels. Zie ook afb. 56. In en rond L 289 werd de term her gebruikt voor het metalen scharnierstuk dat aan de deurpost was bevestigd. Het scharnierstuk dat aan de deur vastzat en paste in de her werd 'geheng' ('gǝheŋ') genoemd. Zie voor het woordtype 'toren' ook RhWb viii, k. 1481-1482 s.v. 'Turen': ø̄Türangel, der Stift, um den sich die Tür dreht; auch jener in die Wand geschlagene Eisenhakenø̄, en voor het woordtype 'tordel' ook Limburgs Idioticon, pag. 252, s.v. 'teulder', den, ø̄har, lat. cardo. Geh. Maeskant.ø̄ [N 32, 13a; N 54, 81b-81e; monogr.] II-9, III-1-1
duimeling hoes: hoos (Lommel), hoesje: hoskən (Lommel) hoesje of deel van handschoen dat ter beschermin van een gekwetste vinger wordt geschoven en aan de pols wordt vastgemaakt [sluif, sleuf, duimeling] [N 23 (1964)] III-1-3
duimsteen houdersteen: hāwǝrstēǝn (Lommel) Stuk hardsteen waarin de duim voor raam- of deurhengsels is bevestigd. Vgl. afb. 56. Zie voor het woorddeel 'toren-' ook de toelichting bij het lemma 'Duim'. [N 32, 13b; monogr.] II-9
duivel duivel: duvel (Lommel) De duivel [duvel, duuvel, deivel]. [N 96D (1989)] III-3-3
duiven lossen lossen: (døͅivə) loͅsən (Lommel) Duiven lossen (loslaten). III-3-2
duivenhok duivenkot: `t dooavekot (Lommel), duivekôt (Lommel), duivenkot (Lommel), dø̜̄vǝkǫt (Lommel), dø̜i̯vǝkǫt (Lommel), døͅyvəkoͅt (Lommel), Ss. sub duif.  duivenkot (Lommel) [Duivenkot]. || Duivenhok. [Goossens 1b (1960)] || Duivenkot. [Willems (1885)] || Hoe heten de standplaatsen van de verschillende huisdieren, namelijk het duivenhok? [ZND 38 (1942)] || Soms vindt men in de nok van de zolder een afgeschotte ruimte voor de duiven, die door een gat in de gevel of in het dak in en uit kunnen vliegen. Hier staan de benamingen voor het duivenhok, ongeacht de vorm van dat hok, bijeen. De termen slag en spijker in dit lemma hebben betrekking op de duivenkooi als geheel. Zie ook het lemma "duivenslag" (3.4.8). In kaart 51 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie afbeelding 17. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 10, 9k; L 8, 9a; L 38, 31; S 37; monogr. add. uit N 5A, 58c "til" en JG 2c; A 28, 14c "spijker] I-6, III-3-2