e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K278p plaats=Lommel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gif vergift: vergift (Lommel, ... ) Gif: stof die een nadelige of dodelijke werking heeft op het lichaam van een mens (venijn, (ver)gif(t)). [N 107 (2001)] III-1-2
gilde gilde: en guld (Lommel), geel (Lommel), gul (Lommel), Gaat de gul mee in de processie?  gul (Lommel) Een gilde. [ZND 35 (1941)] || Gilde. [Willems (1885)] || Gul: Gilde. III-3-2
gildeknecht knecht: (de) knèècht (Lommel) de knecht van een gilde [knaap] [N 112 (2006)] III-3-2
gispen, geselen karwatsen: karwatsen (Lommel), kletsen: kletsen (Lommel) Met een tak of zweep slaan (smikken, geselen, klatsen) [N 108 (2001)] III-1-2
gist gist: ges (Lommel, ... ), gjɛs (Lommel) Door het feit dat de vragen niet alle even genuanceerd waren gesteld, komen er woorden voor die zowel moderne droge gist als natte gist als zuurdeeg aanduiden. Het zuurdeeg blijkt volgens sommige informanten (L 291, Q 35) voor het bereiden van zwartbrood of roggebrood gebruikt te worden, terwijl de gist of "heffe" voor witbrood wordt aangewend. [N 29, 22; LB 2, 234; monogr.; JG 1b, add.; S 10; L 1a-m; L 2, 21a; Gi; A 22, 2] || gist, dikwijls door brouwerijen geleverd (Fr. levure) [ZND 02 (1923)] II-1, III-2-3
glacé glac (fr.): glace’s (Lommel), glactje (<fr.): [?: glottisslag -&gt; *kë, i.e. verkl.wd.]  jlasei?əs (Lommel) handschoenen van glanzend leer, glacés [N 23 (1964)] III-1-3
gladiool gladiool: gladiouəl (Lommel) Gewone zwaardlelie (gladiolus communis). Hoge plant (bijna 1 m), de bladeren zijn zwaardvormig en spits gevormd. De bloemen naar één kant, de kleur is rood of wit, met allerlei tussenkleuren; de bloembuis is gebogen (gladiool, harnaswortel, 12 apostelen, III-2-1
glazig glazerig: glowɛrig (Lommel), glazig: glauzig (Lommel) aardappel die hard en doorschijnen is (glazen patat) [ZND 35 (1941)] III-2-3
glazuur glazuur: glazuur (Lommel) Glazuur: de glinsterende laag waarmee de tanden bedekt zijn (glazuur, email, wit). [N 106 (2001)] III-1-1
gleiswerk aardewerk: ęjǝrwęrk (Lommel), ɛjǝrwɛrǝk (Lommel) Geglazuurd aardewerk. Het woordtype faïence (Q 156) is van toepassing op geglazuurd en geschilderd aardewerk, oorspronkelijk afkomstig uit Faënza, later naar voorbeeld hiervan ook elders vervaardigd. [N 20, 5; L 35, 78; monogr.] II-8