e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K278p plaats=Lommel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hak van het blad van de zeis vars: vjęs (Lommel) Het brede uiteinde van het blad van de zeis, aan de zijde van de arend. Zie afbeelding 5, nummer 2. Sommige opgaven hebben betrekking niet alleen op het puntige uiteinde van de snede aan de zijde van de arend, maar op de gehele brede zijde van het blad, doorlopend tot de rug. Van een dergelijke toevoeging is sprake bij: vars 113, 115, 117, 118a, 172, 173, 176a, 179, 182, 219, 177, 186, 223, Q 73, 157a, 160, 161, 164, 166, 240; voet: L 324. [N 18, 68b; JG 1a, 1b; monogr.] I-3
hakbak kapbakje: kabɛkskǝ (Lommel) De ladevormige houten bak met open voorzijde waarin het vlees fijngekapt wordt. [N 28, 114] II-1
haken crocheteren (<fr.): krəstēi̯ərən (Lommel), ze kan kristeeren (Lommel), zɛ ka kroschteejɛrɛn (Lommel) breien met een haaknaald || Haken, crocheren. [ZND 35 (1941)] III-1-3
haken en ogen haken en ogen: hǭʔǝn ɛn ōgǝn (Lommel) Kleine metalen haakjes en ringetjes die, langs de zomen van kledingstukken genaaid, dienen om deze te sluiten. [N 62, 51; L 1a-m; L 24, 40b; L 49, 25; MW; S 11] II-7
hakijzertjes plaatjes: plaatjes (Lommel) De ijzertjes die op de haktippen worden aangebracht ter versteviging. Het woordtype hoefijzers duidt op de gehele hakrand en niet alleen op een tip. [N 60, 170b; N 60, 170a] II-10
hakken opzetten hak eronder zetten: hak eronder zetten (Lommel) Het laag voor laag geleidelijk aan opbouwen van de hak, los van de schoen, en vervolgens het bevestigen van de hak aan de schoen. [N 60, 127] II-10
hakken, wieden met de hak haken: hǭʔǝn (Lommel), kappen: kapǝ (Lommel) Met een hak de grond tussen (rijen van) opgroeiende planten bewerken, met het doel deze luchtig te maken en van onkruid te zuiveren. [N 15, 5; JG 1a, 1b; monogr.] I-5
hakmes heep: hɛp (Lommel), herstel: hɛrsteͅl (Lommel), hɛrstɛl (Lommel) hakmes || kapmes met kort breed blad III-2-1
haksel haksel: haksǝl (Lommel), kepsel: kapsel (Lommel) Het kortgehakte stro, op de snijbok of in de hakselmachine, werd vroeger, samen met haver, gekookt en aan de beesten gevoerd. Als het iets grover gesneden was werd het ook wel als strooisel in de potstal gebruikt. Zie ook het lemma ''bussel kort stro'' (6.1.29). Zie voor de fonetische documenatie van het woorddeel [stro] het lemma ''stro'' (6.1.24). [JG 1b, 2c; L 1, a-m; L 26, 11; S 12; Wi 51; monogr.] I-4
halen halen: halen (Lommel) Verzamelen van nectar, stuifmeel en water door de meestal oudere werkbijen. [N 63, 41; Ge 37, 79] II-6