22358 |
hoepel |
reep:
reejep (K278p Lommel, ...
K278p Lommel,
K278p Lommel),
rêëp (K278p Lommel),
i zeer kort en e zeer lang
rieep (K278p Lommel),
Met een reep spelen.
reiəp (K278p Lommel),
ne reep = een velg zonder spaken
/ (K278p Lommel)
|
/ [SND (2006)] || Een hoepel (ijzeren of houten ring die door de kinderen voortgedreven wordt). [ZND 27 (1938)] || Reep. [Willems (1885)] || Reep: 3. Hoepel, velg.
III-3-2
|
22359 |
hoepelen |
met een reep spelen:
Sub reep.
me nə reiəp sp"lən (K278p Lommel),
repen:
reejepe (K278p Lommel, ...
K278p Lommel,
K278p Lommel),
reiəpən (K278p Lommel),
rieepe (K278p Lommel),
/
repen (K278p Lommel),
reéjpen (K278p Lommel),
ne reep = een velg zonder spaken
repen (K278p Lommel)
|
/ [SND (2006)] || Hoe heet: met zon ring [hoepel] spelen? [ZND 27 (1938)] || Met een reep spelen. || Repen: Hoepelen.
III-3-2
|
18319 |
hoepelrok |
reeprok:
rei̯əprok (K278p Lommel)
|
hoepelrok [reekerok] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
34619 |
hoepels van de huifkar |
repen:
rēǝpǝ (K278p Lommel)
|
Houten hoepels waarover de huif gespannen werd. De hoepels werden in krammen tegen de zijplanken bevestigd. Meestal waren er vijf, waarvan de voorste naar voren helde. [N 17, 74 + 99]
I-13
|
18018 |
hoesten |
hoesten:
hoesten (K278p Lommel)
|
zachtjes hoesten, kuchen [ZND 29 (1938)]
III-1-2
|
32937 |
hoeveelheid hooi die men opsteekt |
gaffel:
gafǝl (K278p Lommel)
|
De hoeveelheid hooi die de opsteker in één keer met z''n gaffel aangeeft aan de optasser. Zie voor het vocalisme van het woordtype riek de opmerking in de semantische toelichting bij het lemma ''houten schudgaffel'' en bij het lemma ''hooihark''.' [N 14, 118; A 34, 5a]
I-3
|
25414 |
hoeven verwijderen |
afkappen:
afkapm (K278p Lommel)
|
Eerst wordt de gehele poot verwijderd van het lijf en dan worden later de hoeven van de poot gekapt. Het kan zijn dat sommige antwoorden eerder duiden op het begrip "poot verwijderen" dan op "hoef verwijderen". [N 28, 46; monogr.]
II-1
|
18307 |
hoge herenschoen |
hoge schoen:
hoog schoeŋ (K278p Lommel)
|
herenschoenen, hoge ~ [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18258 |
hoge hoed |
buis:
bøͅys (K278p Lommel, ...
K278p Lommel),
hoge hoed:
hogən hut (K278p Lommel)
|
buis(hoed) || hoed, hoge ~, gedragen bij rouwgelegenheden [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20448 |
hoge hoed bij begrafenis |
buis:
cf. WNT s.v. "buis (IV)"I) b) y) hoge zijden herenhoed
bøͅys (K278p Lommel),
hoge hoed:
hogən hut (K278p Lommel)
|
hoed, hoge ~, gedragen bij rouwgelegenheden [N 25 (1964)]
III-2-2
|