e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K278p plaats=Lommel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
holpijpje emporte-tapje: ampǫrtapjǝ (Lommel) Een stalen staafje dat van onderen een scherp gerand kokertje vormt. Hiermee kan men gaatjes in het leer slaan. Zie afb. 26. [N 60, 46a] II-10
hommel hommel: ook in ZND 01, a-m  hommel (Lommel) hommel [ZND 27 (1938)] III-4-2
homp, brok, klont klot: klot (Lommel) kluit [ZND 28 (1938)] III-4-4
hond hond: hŏnd (Lommel), hoͅnt (Lommel), hônd (Lommel) hond [Goossens 1b (1960)], [Willems (1885)], [ZND 21 (1936)] III-2-1
hondenhok hondenkot: hoͅnəkoͅt (Lommel), hondskot: hoͅnskoͅt (Lommel), hoͅntskoͅt (Lommel) hondenhok [ZND 38 (1942)] III-2-1
hondenkar hondskar: honskǫu̯ǝr (Lommel) Kleine kar die door een hond getrokken wordt en die voornamelijk gebruikt werd voor het vervoer van allerlei kleine hoeveelheden. [N 17, 15a; JG 1a; N G, 51; monogr] I-13
honderd frank stuk van honderd frank: ps. omgespeld volgens Frings.  ə støk van hondərt fraŋ (Lommel) 100 franc, een ~ (wit metaal) [N 21 (1963)] III-3-1
honger hebben de maag rammelt: mach raməlt (Lommel), honger hebben: hoŋər emən (Lommel), hoŋər hemən (Lommel) honger hebben [schrok hebbe] [N 10 (1961)] III-2-3
hongerig hongerig: hoŋərəg (Lommel), lustig: lōͅstex (Lommel) hongerig [greeg] [N 10 (1961)] || trek hebbende in voedsel of drank III-2-3
hongervolk hongerbijtjes: hoŋǝrbikǝns (Lommel) Bijenvolk dat met te weinig voorraad voedsel de winter ingaat. [N 63, 54d] II-6