e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K278p plaats=Lommel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kousenband rek: rek (Lommel) kousenband om het bovenbeen [bendel, binjel haozebendel, ongerbinjel, kousenbendel] [N 24 (1964)] III-1-3
kousenwol saai: saaj (Lommel), saoi (Lommel) hoe heet het wollen garen waarmee kousen worden gebreid ? [ZND 42 (1943)] III-1-3
kouter kouter: kãtǝr (Lommel), kādǝr (Lommel), kǭu̯tǝr (Lommel), voorsnee: vørsnēi̯ (Lommel) Het lange smalle mes dat (achter de voorschaar) aan de ploegboom is bevestigd en dat bij het ploegen de voor vertikaal afsnijdt. [N 11, 31.I.c; N 11A, 85b; JG 1a + 1b; A 26, 4a; L 1 a-m; L 28, 40; Lu 4, 4a; S 19; monogr.] I-1
kozijn deurgebont: dø̜̄rgǝbont (Lommel), gebont: gǝbont (Lommel), venstergebont: vɛ̄nstǝrgǝbont (Lommel) Houten of metalen raamwerk, bestaande uit twee stijlen met een boven- en onderdorpel, waarin een deur of raam wordt aangebracht. In Q 113 zijn kozijnen pas kort in gebruik. Voorheen paste men een constructie toe die 'blindraam' of 'rabat' werd genoemd. Daarbij werd in de massief gemetselde muur een opening gelaten waarin later het deur- of raamkozijn werd geplaatst. Het houtwerk van zo'n blindraam werd door middel van de pleisterlaag vastgezet. De kozijnen die tegenwoordig worden gebruikt, zijn dikker dan het kozijn dat bij de blindramen gebruikelijk was. Zij steken aan de binnen- en aan de buitenkant verder naar voren en worden vastgezet met behulp van kozijnankers, die tussen de voegen van de beide spouwmuren worden gemetseld. In verband met deze verankering in het metselwerk wordt het kozijn van tevoren geplaatst (Lochtman, pag. 42). Zie ook het lemma 'Muurraam'. [N 32, 10a-c; N 55, 6a-c; monogr.; div.] II-9
kozijnanker kozijnhaak: (mv)  [kozijn]hāʔǝn (Lommel) L-vormig ijzer waarmee een kozijn in de muur wordt vastgezet. Volgens een invuller uit L 289 werden kozijnen vroeger slechts met spijkers vastgezet. Het kozijnanker is een ontwikkeling van latere tijd. Zie voor het woordtype 'dook' (K 318, L 414) ook de toelichting bij het lemma 'Dook'. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(kozijn)-' het lemma 'Kozijn'. [N 32, 11a; N 55, 18a; monogr.] II-9
kraag col (fr.): koͅl (Lommel), kraag: kraag (Lommel, ... ), kraog (Lommel), krax (Lommel), kroag (Lommel) kraag [ZND 28 (1938)] || kraag, boord van een hemd III-1-3
kraag van een kraagmantel pelerine (<fr.): pelərim (Lommel) kraag, zeer brede ~ van een kraagmantel (vero) [pellerien] [N 23 (1964)] III-1-3
kraagsteen slof: slǫf (Lommel) Een in de muur gemetselde, uitstekende steen waarop het uiteinde van de latei rust. [N 32, 15c; monogr.] II-9
kraaien, gezegd van de haan kraaien: krɛi̯ǝn (Lommel), krɛ̄i̯ǝ (Lommel) [N 19, 49; Vld.; monogr.] I-12
kraaltjes kraaltjes: krulʔjəs (Lommel) kraaltjes [RND] III-3-2