e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K278p plaats=Lommel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lage, natte plekken in moeras ven: vęn (Lommel) De lager gelegen delen in een moeras waarin steeds water staat. [N 27, 21b] I-8
lage, natte zandgrond zure grond: zūrǝ grǫnt (Lommel) [N 27, 35; R 3, 5] I-8
lagenmaat aftekening: aftēʔǝneŋ (Lommel) De dikte van één baksteen plus één lintvoeg. Zie ook afb. 28 en 41. [N 31, 8a; N 31, 7c; monogr.] II-9
lakschoen laqun (<fr.) schoen: lakei̯əschoeŋ (Lommel), laquschoen (<fr.): &lt;Fr.  lakei sxun (Lommel) lakschoenen [gelakkerde sjeun] [N 24 (1964)] || laqué schoenen III-1-3
lam lam: laam (Lommel), lam (Lommel, ... ), lammetje: lɛmǝʔǝn (Lommel), lem: lɛm (Lommel), schaapje: sxø̜pkǝn (Lommel) Jong van het schaap in het algemeen. Zie afbeelding 5. [N 70, 3; R 3, 36; S 20; Wi 5; Wi 12; L 20, 22c; L 6, 25; L 1a-m; JG 1a, 1b; AGV, m 3; A 2, 45; A 2, 1; A 4, 22c; Vld.; monogr.] || ze is lam [ZND 29 (1938)] I-12, III-1-2
lammeren lammen: lamǝn (Lommel), lammeren: lamǝrǝ (Lommel) Jongen ter wereld brengen, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 67; JG 1a, 1b; L 29, 32; L 1a-m; N C, add.; Vld.; monogr.] I-12
lammetjespap boekweitepap: Syst. Grootaers  bundəpap (Lommel) Pap van boekweitmeel (lemmekespap?) [N 16 (1962)] III-2-3
lamoen stel: stęl (Lommel) Het voorstel in z''n geheel: de twee berries en de verbindingsscheien. De benaming voor het lamoen komt voornamelijk voor in het zuidoosten van Belgisch Limburg en in het zuiden van Nederlands Limburg. [N 17, 50b + 90; N G, 54b + 56h + 64a; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2c; L 32, 63; L 34, 10; A 27, 20; Lu 5, 20] I-13
lamp lamp: lamp (Lommel, ... ) lamp [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)] III-2-1
lampenpit wiek: wik (Lommel, ... ) De lampepit (ook wiek geheeten; Fr. mèche) [ZND 17 (1935)] || lampepit [ZND 01 (1922)] || lampepit van katoen in een petroleumlamp (limet, lemmet, lemment, lemmert) [N 20 (zj)] III-2-1