e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K278p plaats=Lommel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mondstuk embouchure (fr.): ambesuur (Lommel), amezuur (Lommel), ammezuur (Lommel), < Fr. embouchure, assimilatie van mb > m; sj > z.  aməzy(3)̄ər (Lommel), moeilijk leesbaar  ambesuer (Lommel) Ammezuur: mondstuk (van een muziekinstrument). || Hoe heet het mondstuk van een muziekinstrument; zet het bepalend lidwoord er voor, zodat het geslacht duidelijk wordt. [ZND 39 (1942)] III-3-2
mondvol beet: beet (Lommel), nen beet (Lommel), ⁄n beet (Lommel), brok: brok (Lommel), hap: ⁄n hap (Lommel), mondvol: mondvol (Lommel), ne mondvol afbijjten (Lommel), ne mondvol afbijten (Lommel) hap (mondvol) (afbijten) [ZND 32 (1939)] III-4-4
monnik monnik: monnik (Lommel), ne mōnnik (Lommel), pater (lat.): ne pater (Lommel) Een monnik. [ZND 31 (1939)] III-3-3
mooi pront: prónt (Lommel) knap, pront III-1-4
mooi pratend het paard op de nek kloppen fletsen: flɛtsǝn (Lommel), strelen: strei̯jǝlǝn (Lommel) [N 8, 103e] I-9
mopperen grollen: gròllən (Lommel), grommen: grómmən (Lommel), muizen: mèùzən (Lommel) grollen || grommelen, mopperen || grommen III-1-4
morel, zure kers kriek: homofoon v kriek "krekel  krik* (Lommel) kriek, soort krent I-7
morsen knoeien: knoeien (Lommel), smossen: smossem (Lommel) Morsen: met vuiligheid knoeien (morsen, knoeien, slabben, brassen) [N 108 (2001)] III-1-2
mortel mortel: mortǝl (Lommel), mǫrtǝl (Lommel) Een mengsel van gebluste kalk of cement, zand of tras en water. Het wordt gebruikt om bij het metselen de stenen tot een samenhangend, vast geheel te verbinden. De aard en de hoeveelheid van de grondstoffen bepalen het gebruik van de verschillende soorten mortels. Vgl. de volgende lemmata. (zie kaart) [monogr.; div.] II-9
mortel bereiden mortel maken: (mortel) māʔǝn (Lommel) De verschillende grondstoffen voor de bereiding van mortel afmeten en dooreenmengen. Zie voor de fonetische documentatie van '(mortel)', '(spijs)', etc. het lemma 'Mortel'. [N 30, 40a; monogr.] II-9