e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K278p plaats=Lommel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rijden rijden: rĕijen (Lommel), rij-en (Lommel), rijen (Lommel, ... ) rijden [ZND 25 (1937)], [ZND m] III-3-1
rijentrekker bietenreek: bitǝrɛ̄k (Lommel), krotenreek: krou̯ǝtǝrɛ̄k (Lommel), vorentrekker: vou̯rǝntręʔǝr (Lommel) De rijentrekker is een houten harkachtig gereedschap waarmee evenwijdige lijnen of sleuven getrokken worden, waarlangs gezaaid of gepoot wordt, zonder dat men telkens touwen hoeft te gebruiken. Door op de snijpunten te planten van de lengtelijnen en de dwarslijnen die men over de akker heeft getrokken, kan men de afstand tussen de planten gelijk houden. Sommige rijentrekkers hebben aan boven- én onderkant tanden. De afstanden tussen de tanden variëren, afhankelijk van de plantensoort die gekweekt wordt. Er zijn ook rijentrekkers met verstelbare tanden. De gebruikelijke afstand tussen de aardappelstruiken varieert van 40 tot 60 cm. [N 18, 96; monogr.; add. uit N 18, 43; N 11A, 83] I-5
rijgbottine rijgbottine: rijgbottine (Lommel) Een bottine met veters? (rijgbottine?) [N 60 (1973)] III-1-3
rijgels rijgnaald: rijgnaald (Lommel) De gebogen els, wat groter dan de spanels, die voor allerlei rijgwerk dient. Zie afb. 4. [N 60, 176b] II-10
rijglaars get: get (Lommel) laars waarvan het beenstuk moet worden dichtgeregen [N 24 (1964)] III-1-3
rijk zijn er goed voor zitten: ps. omgespeld volgens Frings.  dər gut vør zetən (Lommel), in het geld zwemmen: ps. omgespeld volgens Frings.  int xeͅlt zwemə (Lommel), met knabben zitten: ps. omgespeld volgens Frings.  dijə zet me knabən (Lommel), met splinten zitten: ps. omgespeld volgens Frings.  dijə zet me spleent (Lommel), miljonair zijn: ps. omgespeld volgens Frings.  dɛ es nə meljoͅnɛr (Lommel), platen hebben: ps. omgespeld volgens Frings.  dijən he ploͅu̯ət (Lommel), rijk zijn: ps. omgespeld volgens Frings.  reͅi̯k zeͅn (Lommel), veel poen hebben: ps. omgespeld volgens Frings.  v"l pun heͅmə (Lommel) Inventarisatie uitdrukkingen voor: rijk zijn [rijk zijn, zwemmen in zijn geld, een groot fortuin hebben enz. enz.] [N 21 (1963)] III-3-1
rijkdom rijkdom: rɛikdum (Lommel) rijkdom [RND] III-3-1
rijke lieden kapitalisten: t wordt maar eventjes gehoord  kapitalisten (Lommel), rijke mensen: rij(k)e menschen (Lommel), rijke mienschen (Lommel), rij-e: niet verbinden  rij-e mienschen (Lommel) Rijke lieden [ZND 30 (1939)] III-3-1
rijksveldwachter champetter (<fr.): sjampetter (Lommel), sjampêtter (Lommel), veldwachter: veldwachter (Lommel) Hoe zegt men dat iemand door den veldwachter in boete wordt geslagen? Vertaal: "De veldwachter zal hem ... [ZND 36 (1941)] III-3-1
rijkswachter gendarme (fr.): een genderm (Lommel), nɛ zjanderrɛm (Lommel) Gendarm, rijkswachter. [ZND 35 (1941)] III-3-1