e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K278p plaats=Lommel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schoenmakersknecht schoenmakersgast: schoenmakersgast (Lommel) [N 60, 217b] II-10
schoenmakerslamp schoenmakerslamp: schoenmakerslamp (Lommel) De lamp die op petroleum brandt en waarboven de polijstinstrumenten verwarmd worden. Volgens de informant van Q 253 verwarmt men ter plekke boven een kaars. [N 60, 140a] II-10
schoenmakersmes leermes: leermes (Lommel), schoenmakersmes: schoenmakersmes (Lommel) Het algemene schoenmakersmes dat voor allerlei bewerkingen wordt gebruikt. Men kent lichte en zware schoenmakersmessen. Zie afb. 2. [N 60, 173; N 60, 240b] II-10
schoenpoetser poetser: poetser (Lommel) Degene die de schoenen moet poetsen. [N 60, 218c] II-10
schoensmeer blink: bleŋk (Lommel), blink (Lommel) Het latere schoensmeer, waarmee wordt gezwart? [N 60 (1973)] || schoensmeer III-1-3
schoensmeer? zwartsel: Van olie.  zwartsel (Lommel) Hoe noemt u het vocht waarmee bepaalde delen van de schoen werden zwart gemaakt? (zwartnat, zwartsel?) Hoe wordt dit gemaakt? [N 60 (1973)] III-1-3
schoenveter nastel: nastel (Lommel), nestel: nestel (Lommel), Uit nestel, nastel; mhd. nhd. en mnd. nestel. WNT IX, Kol. 1858.  neͅsəl (Lommel) Het leren koordje waarmee men de schoenen dichtrijgt? [N 60 (1973)] || schoenveter [rijgsnoer, (rij)reem, sjoonsreim, riereem, riesjtartel, nistel, rienastel, raajnagel, rijnassel, rijgnestel, rijgenast] [N 24 (1964)] || veter III-1-3
schoffel moorschoffel: mūrsxǫfǝl (Lommel), potenschoffel: pou̯ǝtǝsxufǝl (Lommel), schoffel: sxǫfǝl (Lommel), schoffeltje: sxufǝlkǝ (Lommel), schupje: sxøpkǝ (Lommel) Gereedschap om onkruid af te snijden en om de grond los te maken. Het bestaat uit een soort mes dat met behulp van een lange steel door de grond geschoven wordt. [N 18, 18a en 48; JG 1a, 1b; A 47, 11a; monogr.; add. uit N 15, 6; N 18, 4 en 50; GV, K7] I-5
schoffelen, wieden met de schoffel schoffelen: sxǫfǝlǝ (Lommel) Met een schoffel de bovengrond tussen de plant(rijen) van een gewas zodanig bewerken dat de korstige bovenlaag verkruimeld en het onkruid afgestoken wordt. Het woord schoffelen kan niet alleen in absolute zin gebruikt worden, maar laat zich ook verbinden met een object. Dat kan de te bewerken grond zijn (akker, tuin, enz.) maar ook het te verzorgen gewas dat op die grond staat (bijv. de bieten), en ook het onkruid. [N 15, 6; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit A 47, 11a] I-5
schoffelmachine schoffelmachine: sxǫfǝlmǝšin (Lommel) Eenvoudig duwgereedschap dat eruit ziet als een kruiwagen en bestaat uit een (of meer) schoffelijzer(s) aan een wiel, waaraan twee duwburries zitten en waarmee tussen rijen planten wordt gewied. [N 18, 47; N J, 8a; monogr.; add. uit N 18, 51] I-5