e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K278p plaats=Lommel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sjerp band: band (Lommel), bānt (Lommel), bent (Lommel), sjerp: šeͅrp (Lommel) sjerp, brede sierband met strik, gedragen om het middel of over een schouder [N 23 (1964)] III-1-3
sjoelen sjoelbakken: sjoelbakken (Lommel) het spel waarbij gebruik gemaakt wordt van een lange bak, aan het ene eind open en met aan het andere eind vakjes waarin schijven schuivend geworpen moeten worden [sjoelbakken, sjoelen, bakken] [N 112 (2006)] III-3-2
sla, algemeen salade: slōͅi (Lommel) [Goossens 1b (1960)] I-7
slaan slaan: bont ɛn blāw gəslāgən (Lommel), bònt en blaaw geslagen (Lommel), pjes en blaaw geslon (Lommel) bont en blauw geslagen [RND] || ze hebben hem paars en blauw geslagen (de echte dialectische uitdrukking opgeven) [ZND 40 (1942)] III-1-2
slaap slaap: slap (Lommel, ... ) slaap [N 10b (1961)] III-1-1
slaapmuts slaapmuts: slapmøts}, [sloͅpmøts (Lommel), slāpmøts (Lommel), sloͅbmøts (Lommel) slaapmuts || slaapmuts [pietermöts [N 25 (1964)] III-1-3
slabbetje, spuugdoekje bavet: bàvét (Lommel), spijdoek: cf. WNT s.v. "spijen"= spuwen (spij cf. WNT s.v. "spieën (II)"= spijen; cf. VD s.v. "spijen"= geen erkende spelling, zie spuwen.  spēduk (Lommel), tipdoek: mar.: waarschijnlijk in een punt uitlopend; cf. Weijnen Etymologisch woordenboek s.v. "tump, tomp  tepduk (Lommel), zeverlapje: zeiəverleͅbkə (Lommel), zējvərleͅpkən (Lommel) doek, witte ~ die men het kind als een schortje voor de borst speldt [speet, spit] [N 25 (1964)] || slabbetje || slabje, morsdoekje voor kinderen [slabbertje, slabberlepke, zeiverlepke, slepke, bavet(sje) [N 25 (1964)] III-2-2
slachtbijl kapmes: kapmɛs (Lommel) Een bijl die gebruikt wordt voor het verwijderen van de runderhorens, runderkop, runderhoeven en runderpoten. Voor de mes-opgaven wat betreft het voorwerp waarmee men voornoemde handelingen verricht, zie men het lemma ''mes''. Zie afb. 9. [N 28, 43; N 28, 45; N 28, 47; N 28, 49; monogr.] II-1
slachtbrug brits: bręts (Lommel) De houten brug waarin het rund verder ver-werkt wordt. Vaak is dit een constructie van twee lange balken die - met inachtneming van enige onderlinge tussenruimte - door twee dwarsbalken zijn verbonden. In de zo tot stand gekomen rechthoekige ruimte past de rug van het dier: opzij vallen is door de steunende werking van de balken niet mogelijk. Ook andere middelen worden wel gebruikt om dit te bereiken: Zie afb. 7. [N 28, 39; monogr.] II-1
slachten slachten: slaxtǝn (Lommel) Doden van vee met de bedoeling het als voedsel te gebruiken. Wat het woordtype "dooddoen" betreft, merken verschillende informanten (in K 353, P 50, P 177, P 179, P 180, P 185) op, dat het verouderd is. [JG 1a + 1b + 2c: R 14, 231 add.; S 33; monogr.] II-1