25457 |
spekhaak |
spekhaak:
%%meervoud%%
spɛkhāʔǝ (K278p Lommel)
|
De S-vormige haak waaraan vlees, spek enz. na het lossnijden uit het lijf worden opgehangen. [N 28, 112; monogr.]
II-1
|
30155 |
speklaag |
versiering:
vǝrsijǝreŋ (K278p Lommel)
|
Band van natuursteen die in baksteenmetselwerk is aangebracht. Zie ook afb. 44 en het lemma 'Sierlaag'. In Q 111 noemde men een huis met speklagen een 'spekhuis' ('šp'khūs'). [N 31, 31c; monogr.]
II-9
|
20702 |
spekpannenkoek |
spekbraai:
Syst. Grootaers
spoͅk˂broͅu̯i̯ (K278p Lommel)
|
Spekpannekoek (spekbraoj?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
22592 |
spel |
spel:
t spel (K278p Lommel)
|
het spelen van een spel door twee of meer personen [partijtje, potje, spelletje] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
22841 |
spel (alg.) |
spel:
spael (K278p Lommel),
speul (K278p Lommel),
Dat is toch geen speel niet meer voor grote mensen.
sp"l (K278p Lommel),
Zie ook speel.
späl (K278p Lommel)
|
Speel: spel. || spel [GTRP (1980-1995)] || Spel. [Willems (1885)]
III-3-2
|
18390 |
speld |
speld:
Apocope van de d.
späl (K278p Lommel),
spelde:
spɛl (K278p Lommel)
|
Puntig, van een kop voorzien metalen stiftje om iets in weefsel vast te steken of te bevestigen op of aan iets anders. [N 62, 50a; L 7, 20; L 14, 24; L B1, 73; R 14, 8a; MW; Wi 7; S 34; monogr.] || speld
II-7, III-1-3
|
30899 |
speldnagel, oppinnagel |
speldnagel:
speldnagel (K278p Lommel)
|
De spijker waarmee men de bovenzool voor en achter voorlopig vastzet, een oppinspijker. [N 60, 202a; N 60, 202b; N 60, 235; N 60, 101]
II-10
|
22383 |
spelen (alg.) |
spelen:
speuhlen (K278p Lommel),
speulen (K278p Lommel),
Laat die jong (kinderen) toch spelen.
sp"lən (K278p Lommel)
|
spelen [GTRP (1980-1995)] || Spelen. [Willems (1885)]
III-3-2
|
22327 |
spelletje |
partijtje:
We gaan een partijtje pingpongen.
parteͅi?ə (K278p Lommel),
spelletje:
Sub speel.
spølkən (K278p Lommel),
Sub spel: Gij moet er ook geen spelleken van maken he.
spälə?ə (K278p Lommel)
|
Partijtje. || Spelletje.
III-3-2
|
32981 |
spelt |
spelt:
spɛlt (K278p Lommel)
|
Triticum spelta L. Een soort van grove tarwe die ook op schrale grond gedijt. Het is in Limburg weinig bekend. De opgave spang, afkomstig uit het materiaal Willems, is hier wel opgegeven vanwege associatie met "speld". [Wi 52; monogr.; add. uit JG 1b; L 39, 15]
I-4
|