e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K278p plaats=Lommel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
uitslag vertonend branderig: brandǝrex (Lommel), brandig: bręnǝx (Lommel) Gezegd van een varken dat lijdt aan de vlekziekte. [N 19, 27b] I-12
uitspannen afspannen: afspanǝn (Lommel), uitspannen: ø̜tspanǝn (Lommel) Het paard losmaken van de kar of het werktuig waarin of waaraan het gespannen is. Bij het uitspannen uit een kar met berries worden de draagriem, de brede buikriem en de strengen losgemaakt. Vervolgens wordt het paard naar de stal geleid. [JG 1b, 2c; N 8, 98b; monogr.] I-10
uitsteken uitsteken: uitsteken (Lommel) Het wegsnijden van alle uitstaande oneffenheden aan de rand van de binnenzool, de loopzool en de hak, met behulp van een randsteekmes. [N 60, 116b; N 60, 116c] II-10
uitvlucht uitvlucht: ötflucht (Lommel) uitvlucht III-1-4
uitvoerder meestergast: mjē̜stǝrgāst (Lommel) Persoon die in dienst van een aannemer of ambachtsman de leiding heeft over de uitvoering van een werk. [N 30, 3d; N 30, 3e; monogr.] II-9
uitwerpselen kak: kak (Lommel), stront: stront (Lommel) uitwerpselen [N 10c (1995)] III-1-1
uitwijken afzetten: af˲zętǝn (Lommel) Als de weg smal is en er komt van de tegenovergestelde zijde een kar af, dan zullen beide voertuigen moeten uitwijken. [JG 1a, 1b; monogr.] I-10
uitzetplanken plankjes: plɛŋkskǝs (Lommel), reien: ręjň (Lommel) De planken die men gebruikt bij het uitzetten van een te bouwen huis. De uitzetplanken worden horizontaal tegen de piketten gespijkerd. In Q 111 werkte men bij het uitzetten niet met planken, maar met een koord. [N 30, 24c] II-9
uitzeven van de zemelen eruitziften: ǝrøtzeftn (Lommel) Het verwijderen van de fijngemaakte hulzen uit het meel. Een eventueel object "meel" is niet gedocumenteerd [N 29, 13b; monogr.; N 29, 15c add.] II-1
unster uisel: øͅsəl (Lommel) Weeginstrument met hefboomwerking. [N 18 (1962)] III-3-1