33167 |
doorschieter |
doorpinner:
dørpenǝr (K278p Lommel),
dø̄rpęnǝr (K278p Lommel),
doorschieter:
dørsxiǝtǝr (K278p Lommel)
|
Aardappelstruik waaraan zich door overmatige groei steeds nieuwe scheuten en aardappeltjes vormen. [N 12, 9; monogr.]
I-5
|
30461 |
doorslag, drevel |
doorslag:
dørslax (K278p Lommel)
|
Stalen stift met aan de onderzijde een enigszins kegelvormig uiteinde, waarmee men de koppen van spijkers in het hout drijft. Zie ook afb. 94. Werken met de doorslag werd in Tongeren (Q 162) doppen (dø ̞pǝ) genoemd. Zie ook het gelijknamige lemma in Wld II.9, pag. 160. Het materiaal dat hieronder is opgenomen vormt een aanvulling daarop en is uitsluitend afkomstig uit monografische bronnen. [monogr.]
II-12
|
30876 |
dop |
dop:
dop (K278p Lommel)
|
Het enigszins plat uitlopend houtje dat de schoenmaker onder de hozen slaat of steekt, om de laars voldoende strakheid te geven. [N 60, 188b]
II-10
|
20398 |
dopeling |
doopkind:
cf. VD s.v. "dopeling"= kind dat gedoopt wordt
doopkent (K278p Lommel)
|
de dopeling, het doopkind [N 96D (1989)]
III-2-2
|
20848 |
dopen |
dopen:
do.pən (K278p Lommel, ...
K278p Lommel),
dopen (K278p Lommel),
k ingeslikt
e kènne-e doopen (K278p Lommel),
insoppen:
eͅnso˂pə (K278p Lommel),
soppen:
soͅpən (K278p Lommel, ...
K278p Lommel)
|
doopen (dopen) [RND] || dopen [RND] || Dopen. [N 96D (1989)] || Een kind dopen. [ZND 23 (1937)] || indopen van het brood b.v. in de koffie: soppen [N 08 (1961)]
III-2-3, III-3-3
|
19991 |
dorpel |
dorpel:
dørǝpǝl (K278p Lommel),
dø̜rpǝl (K278p Lommel)
|
Zie kaart. Horizontale laag natuursteen of bakstenen aan de onderkant van een deurkozijn. Zie ook de lemmata 'Strekkenlaag', 'Staande rollaag', 'Liggende rollaag' en 'Hardsteen'. Met de term 'stofdorpel' wordt doorgaans een extra dorpelstuk aangeduid, dat soms op de onderdorpel van een binnendeurkozijn wordt aangebracht. Zie ook het lemma 'Stofdorpel'. [N 32, 12d; A 43,18; L 5, 72; L 12, 12; L B1, 152; A 45, 31; R 3-46; monogr.; Vld]
II-9
|
21764 |
dorpsgenoot: specifiek |
lommelaren:
loməlēͅrs (K278p Lommel)
|
Noem het (dialect)woord voor: mensen die in hetzelfde dorp wonen als u? [dorpsgenoot] [N 102 (1998)]
III-3-1
|
21544 |
dorpskom |
dorp:
tørp (K278p Lommel, ...
K278p Lommel)
|
Hoe heet bij u het centrum van het dorp? (het dorp, de plaats, enz.) [ZND 48 (1954)]
III-3-1
|
33120 |
dorsbed aanleggen |
aanleggen:
anlęgǝ (K278p Lommel)
|
Het aanleggen van de laag schoven op de dorsvloer; zie de toelichting bij het lemma dorsbed, laag schoven op de dorsvloer (6.1.16). Het object van de handeling is steeds het ''dorsbed, de laag schoven op de dorsvloer'' van het vorige lemma. [N 14, 17b; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
33119 |
dorsbed, laag schoven op de dorsvloer |
aanleg:
ānlęx (K278p Lommel),
bed:
bęt (K278p Lommel),
brei:
brāi̯ (K278p Lommel),
geleg:
gǝlɛx (K278p Lommel)
|
Voordat men begint te dorsen moeten de schoven op de dorsvloer uitgespreid worden. Meestal worden twee lagen schoven, met de koppen (aren) naar elkaar toe gekeerd, in het midden van de dorsvloer, uitgespreid. In dit lemma staan de benamingen van een dergelijke laag schoven bijeen. [N 14, 20; JG 1a, 1b; L 32, 103; monogr.]
I-4
|