18472 |
dubbele zool [wld ii.10, p. 35] |
dubbele zool:
dubbele zool (K278p Lommel)
|
Kent u de uitdrukking "dubbele zool", hoe spreekt u dat uit, wat betekent het woord? [N 60 (1973)]
III-1-3
|
22021 |
duif (alg.) |
duif:
dui-ven hā-we ... (K278p Lommel),
duiven haawen ... (K278p Lommel),
døͅyf (K278p Lommel, ...
K278p Lommel),
en du(uu)f (K278p Lommel),
en duif (K278p Lommel)
|
duif [GTRP (1980-1995)] || Duif. [Goossens 1b (1960)], [Willems (1885)] || Duivenhouden is een ... (iest dat gedaan wordt om de tijd te korten). [ZND 28 (1938)]
III-3-2
|
24139 |
duif, algemeen |
duif:
dūīf (K278p Lommel),
døͅyf (K278p Lommel)
|
duif [Willems (1885)]
III-4-1
|
22787 |
duiken |
duikelen:
duikelen (K278p Lommel, ...
K278p Lommel),
dui’elen (K278p Lommel),
int woweter dui-elen (K278p Lommel),
Hij duikelde van de wipplank.
døͅy?ələn (K278p Lommel)
|
Duikelen. [Willems (1885)] || In het water duiken. [ZND 33 (1940)]
III-3-2
|
17666 |
duim |
duim:
døͅym (K278p Lommel, ...
K278p Lommel,
K278p Lommel),
har:
hāwǝr (K278p Lommel),
hengsel:
hɛ̄ŋsǝl (K278p Lommel)
|
duim [N 10 (1961)] || Zie kaart. De in het muurgesteente aangebrachte ijzeren haak voor raam- of deurhengsels. Zie ook afb. 56. In en rond L 289 werd de term her gebruikt voor het metalen scharnierstuk dat aan de deurpost was bevestigd. Het scharnierstuk dat aan de deur vastzat en paste in de her werd 'geheng' ('gǝheŋ') genoemd. Zie voor het woordtype 'toren' ook RhWb viii, k. 1481-1482 s.v. 'Turen': ø̄Türangel, der Stift, um den sich die Tür dreht; auch jener in die Wand geschlagene Eisenhakenø̄, en voor het woordtype 'tordel' ook Limburgs Idioticon, pag. 252, s.v. 'teulder', den, ø̄har, lat. cardo. Geh. Maeskant.ø̄ [N 32, 13a; N 54, 81b-81e; monogr.]
II-9, III-1-1
|
18689 |
duimeling |
hoes:
hoos (K278p Lommel),
hoesje:
hoskən (K278p Lommel)
|
hoesje of deel van handschoen dat ter beschermin van een gekwetste vinger wordt geschoven en aan de pols wordt vastgemaakt [sluif, sleuf, duimeling] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
30344 |
duimsteen |
houdersteen:
hāwǝrstēǝn (K278p Lommel)
|
Stuk hardsteen waarin de duim voor raam- of deurhengsels is bevestigd. Vgl. afb. 56. Zie voor het woorddeel 'toren-' ook de toelichting bij het lemma 'Duim'. [N 32, 13b; monogr.]
II-9
|
23225 |
duivel |
duivel:
duvel (K278p Lommel)
|
De duivel [duvel, duuvel, deivel]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
22278 |
duiven lossen |
lossen:
(døͅivə) loͅsən (K278p Lommel)
|
Duiven lossen (loslaten).
III-3-2
|
21965 |
duivenhok |
duivenkot:
`t dooavekot (K278p Lommel),
duivekôt (K278p Lommel),
duivenkot (K278p Lommel),
dø̜̄vǝkǫt (K278p Lommel),
dø̜i̯vǝkǫt (K278p Lommel),
døͅyvəkoͅt (K278p Lommel),
Ss. sub duif.
duivenkot (K278p Lommel)
|
[Duivenkot]. || Duivenhok. [Goossens 1b (1960)] || Duivenkot. [Willems (1885)] || Hoe heten de standplaatsen van de verschillende huisdieren, namelijk het duivenhok? [ZND 38 (1942)] || Soms vindt men in de nok van de zolder een afgeschotte ruimte voor de duiven, die door een gat in de gevel of in het dak in en uit kunnen vliegen. Hier staan de benamingen voor het duivenhok, ongeacht de vorm van dat hok, bijeen. De termen slag en spijker in dit lemma hebben betrekking op de duivenkooi als geheel. Zie ook het lemma "duivenslag" (3.4.8). In kaart 51 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie afbeelding 17. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 10, 9k; L 8, 9a; L 38, 31; S 37; monogr. add. uit N 5A, 58c "til" en JG 2c; A 28, 14c "spijker]
I-6, III-3-2
|