e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lommel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dunne zwarte rouwkous zwarte kous: zwertə kaasə (Lommel) kousen, dunne zwarte ~ gedragen in de rouwtijd [N 24 (1964)] III-1-3
duren, het duurt ... het duurt: het duurt maa ne secon (Lommel), ’t duurt ma ne menuut (Lommel) Het duurt maar een minuut. [ZND 38 (1942)] III-4-4
durfal durver: des nen derver (Lommel), man: da`s ne man (Lommel) hoe drukt ge uit in uw dialect: hij is moedig (hij is geen bangerd, hij durft bv. te vechten) [ZND 39 (1942)] III-1-4
durven durven: derven (Lommel, ... ), dèrəvən (Lommel), dərven (Lommel) durven [ZND 25 (1937)], [ZND m] III-1-4
dutje dutje: e duj-e doewn (Lommel), een dutje doen (Lommel) Hoe noemt ge het wanneer iemand s middags wat gaat slapen ? [ZND 31 (1939)] III-1-2
duwen duwen: dowən (Lommel) duwen [RND] III-1-2
duwer van de aanaardhandploeg duwer: dǫu̯ǝr (Lommel) Zie de toelichting bij het lemma Aanaardhandploeg. [N 18, 46c] I-5
dwarsbalk van de hooihark kop: kǫp (Lommel) De balk van de hooihark waarin de tanden zijn bevestigd; zie afbeelding 11, b. De instabiliteit van de heteroniemen wijst erop dat het begrip amper tot de eigenlijke landbouwterminologie is doorgedrongen. [N 18, 92b] I-3
dwarsbalkjes, egscheien dwarsbalkjes: dwarsbɛlǝkskǝs (Lommel), scheien: sxɛi̯ǝn (Lommel) De dunnere verbindingsstukken tussen de hoofdbalkjes van deeg. Deze kunnen ook van tanden zijn voorzien, vooral als het de oude driehoekige eg betreft. Voor de plaatsen waar men voor deze scheien geen aparte term gebruikt, zie men het lemma ''de gezamenlijke balken van de eg''. [JG 1a + 1b; N 11, 69b; N 11A, 155b; monogr.] I-2
dwarsdrijven haarzakken: k ingeslikt [Glottisslag]  horza?en (Lommel) Hij moet altijd dwarsdrijven (anders willen zijn dan anderen). [ZND 23 (1937)] III-1-4