18047 |
etter |
etter:
Recenter.
eͅtər (K278p Lommel),
materie:
materi (K278p Lommel),
mətere (K278p Lommel)
|
Hoe noemt men het geelachtige of gronachtige vocht, dat uit een zweer komt (Nederl. etter, pus) ? [ZND 49 (1958)]
III-1-2
|
24143 |
europese kanarie |
chineesje:
šineskə (K278p Lommel),
Frings, omgesp.
šineskə (K278p Lommel),
kanarievogel:
kanarie in het algemeen
kənarivogəl (K278p Lommel)
|
kanarie, Europese ~ (11,5 gelig-bruinig; heel kort bekje, gele stuit; nog niet lang hier op trek; nog zeldzaam; meest in Oost-Brabant; laatste tijd als bastaard * gewone kanarie in kooi; zang stelt niet veel voor, rinkelend [N 09 (1961)] || kanarie, europese —
III-4-1
|
32843 |
evenaar, tweespanszwenghout |
dobbel haamhout:
dǫbǝl [haamhout] (K278p Lommel),
warshout:
wērshāt (K278p Lommel),
zwing:
zweŋ (K278p Lommel)
|
De balans of het dubbele zwenghout is het dwarse verbindingsstuk tussen een (zwaar) akkerwerktuig en de beide zwenghouten van een tweespan. Zie afb. 99. Bij de betrokken woordtypen hieronder is in (d)wars e.d. steeds de a als klinker aangehouden, ook al beantwoordt aan de dialectvarianten meestal een type met e (dwerg e.d.) of ee (dweers e.d.). Voor het ''...''-gedeelte van sommige varianten zij verwezen naar het lemma ''zwenghout''. De daar onderscheiden typen eegdhaam, eeghaam, eghaam en hun varianten zijn in dit lemma door ''eghaam'' resp. ''eghaam'' gesubstitueerd. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; N 11, 34b; N 11A, 104; N 13, 87 add.; N 17, 69b add.; div.; monogr.]
I-2
|
32978 |
evene |
evie:
ēvi (K278p Lommel)
|
Avena strigosa Schreber. Schrale haver, lichte soort haver, waarvan de korrels niet zo groot worden als die van de Avena sativa L. (zie het lemma ''haver'', 1.2.5) en waarvan de teelt al in de vijftiger jaren in Limburg verdwenen was. In het eerste lid van de samenstelling ossehaver ligt het bijbegrip van iets van een mindere kwaliteit besloten; het staat dan ook tegenover paardehaver: de gewone haver. Zie voor de fonetische documentatie van het woord [haver] het lemma ''haver'' (1.2.5). Zie afbeelding 1, c. [JG 1a, 1b; L 35, 102; monogr.; add. uit A 2, 31]
I-4
|
22485 |
fakkeloptocht |
fakkelstoet:
fakkelstoet (K278p Lommel)
|
een optocht s avonds of s nachts waarbij fakkels meegedragen worden [N 112 (2006)]
III-3-2
|
20172 |
familie |
familie:
fəmĭĕlĭĕj (K278p Lommel)
|
familie
III-2-2
|
22664 |
fanfare |
fanfare:
(de) famfaren (K278p Lommel),
famfarə(n) (K278p Lommel),
muziek:
məzik (K278p Lommel)
|
2. Fanfarekorps. || een muziekkorps dat bestaat uit koperen blaasinstrumenten en slagwerk [fanfare, fanfaar, muziek] [N 112 (2006)] || Fanfare.
III-3-2
|
19142 |
fatsoenlijk |
fatsoenlijk:
Das ne fatsoenlijke minsch (K278p Lommel),
Des ɛ fatsoenlik miens (K278p Lommel),
gemanierd:
Das een gemanierde miensch (K278p Lommel)
|
Dat is een fatsoenlijk mens. [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
19670 |
fauteuil |
zetel:
zɛ̄təl (K278p Lommel)
|
zetel, fauteuil
III-2-1
|
24144 |
fazant |
fazant:
fəzant (K278p Lommel, ...
K278p Lommel),
Frings, omgesp.
fəzant (K278p Lommel)
|
fazant || fazant (83 bekende jachtvogel; hen bruin en kleiner dan de kleurige haan [N 09 (1961)]
III-4-1
|