24710 |
hars |
terpentijn:
ook: ZND 26, vr. 23
terpentijn (K278p Lommel)
|
hars [ZND 01 (1922)]
III-4-3
|
17780 |
hart |
hart:
hɛrt (K278p Lommel, ...
K278p Lommel)
|
hart [RND] || Holle spier in de borst die door pulserende bewegingen de bloedsomloop gaande houdt. [N 28, 88a]
I-11, III-1-1
|
22758 |
harten in het kaartspel |
harten:
herten (K278p Lommel),
hetten haas (K278p Lommel),
hèten (K278p Lommel),
Sam. en afl. sub hart: -en, -endam (zie dam), -en(h)aas, -enheer...
harten (K278p Lommel),
soelling: "herten
hēͅrtən (K278p Lommel)
|
[Harten]. || Harten: harten aas (in het kaartspel). [ZND 19A (1936)] || Harten: Harten is troef (kaartspel). [ZND 42 (1943)] || Hoe noemt u van het kaartspel de verschillende symbolen? (Het gaat om de gewone namen, niet om woorden voor "troef"enz.). - II. Harten. [DC 52 (1977)]
III-3-2
|
18090 |
hartinfarct |
attaque (fr.):
attaque (K278p Lommel, ...
K278p Lommel),
infarct:
moderner
infarct (K278p Lommel)
|
Hartinfarct: bloeding in de hartspier met verstopping van de kransslagader (hartverlamming, beslag, infarct, attaque). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
21458 |
haten |
haten:
ho-e-ten (K278p Lommel)
|
Haten. [ZND 26 (1937)]
III-3-1
|
32977 |
haver |
haver:
hāvǝr (K278p Lommel),
hǭvǝr (K278p Lommel)
|
Avena sativa L. Men zaait ongeveer 200 kg haver per hectare. Zie afbeelding 1, b. [JG 1a, 1b; A 2, 31; L 35, 101; L lijst graangewassen, 3; Wi 50; monogr.; add. uit N 15, 1a]
I-4
|
33070 |
haverhok |
hoop:
huǝp (K278p Lommel),
schraag:
sxrāx (K278p Lommel),
tijl:
tē̜l (K278p Lommel)
|
Zie de toelichting bij het lemma ''graanhok, stuik, mandel'' (4.6.14). [N 15, 30b; JG 1b, 1c, 2c; Goossens 1963, krt. 38; monogr.]
I-4
|
33386 |
haverkist, hakselkist |
haverkist:
[haver]kest (K278p Lommel),
[haver]kist (K278p Lommel)
|
De kist of bak waarin men het droge voer, tegenwoordig de haver, voor het paard bewaart. Deze kist staat meestal in de voergang in de paardestal. Vroeger werden er vooral ook haksel, soms zemelen, geplette haver, kaf of melasse in bewaard. De kist kan door een tussenwand verdeeld zijn. In het ene vak bewaart men dan meestal haver, in het andere iets anders. Soms zijn er meer dan twee vakken. Achter in het lemma staan enkele benamingen bijeen voor dit tussenschot. In het lemma wordt achter de codecijfers zoveel mogelijk met een cijfer vermeld in hoeveel delen de kist verdeeld was en wat er nog meer in bewaard werd dan de in het eerste lid van de woordtypen genoemde voedselsoort. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (haver) het lemma "haver" in aflevering I.4, nr 1.2.5 [N 5A, 59c en 72b; JG 1a en 1b; monogr.]
I-6
|
34285 |
haverkorfje |
haverzak:
havǝrzak (K278p Lommel),
kop:
kop (K278p Lommel),
maat:
mǫu̯ǝt (K278p Lommel)
|
Korfje uit stro en twijgen gevlochten waarmee men haver voor het paard in afmeet. De inhoud is ongeveer 3 kg. Men bindt het ook wel aan de muil van het paard om te beletten dat het ergens aan vreet, bijvoorbeeld bij het maaien. [N 18, 112]
I-11
|
20675 |
havermout |
havermout:
Syst. Grootaers
hāvərmoͅu̯t (K278p Lommel)
|
Havermout [N 16 (1962)]
III-2-3
|