23544 |
heilige hostie |
ons heer:
os heejer (K278p Lommel)
|
Ons Heer, als teerspijs [ózzen Herrejod]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23268 |
heilige, zalige |
heilige:
een heilligen (K278p Lommel),
nɛn heiligɛ (K278p Lommel)
|
Heilige. [ZND 35 (1941)]
III-3-3
|
23893 |
heiligen, zaligen |
gelukzaligen:
gluksolegen (K278p Lommel),
heiligen:
heiligen (K278p Lommel)
|
De zaligen, de heiligen in de hemel. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23964 |
heiligschenner |
heiligschender:
helligschenner (K278p Lommel)
|
Een heiligschenner, -schender. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23963 |
heiligschennis |
heiligschennis:
helligschennis (K278p Lommel)
|
Heiligschennis, heiligschending, heiligschenderij, sacrilegie. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19044 |
heimwee |
heimwee:
hééjmwee (K278p Lommel)
|
heimwee
III-1-4
|
26706 |
heiturf |
rus:
røs (K278p Lommel)
|
Een turf die in de heide wordt gestoken. Hij wordt gevormd uit heide planten en hij behoort tot de voedingsarmere turfsoorten. Hij wordt in de regel als heiplag of zode gestoken. De heiturf laat bij verbranding veel as achter. [monogr.]
II-4
|
33724 |
heizeis |
hak:
hak (K278p Lommel),
heizeissie:
hęi̯zęsi (K278p Lommel)
|
Zeis of een soort hak waarmee men hei maait of zoden hakt. In de regel heeft de heizeis één handvat. [JG 1a, 1b]
I-8
|
26741 |
heizicht, heizeis |
heizeisie:
hē̜jzęsi (K278p Lommel),
heizicht:
hęjzɛx (K278p Lommel)
|
Gereedschap om hei te maaien. In dit lemma zijn verwerkt de gegevens van de enqu√™tevraag naar ''de zeis om hei te maaien'' (I, 26b) en de vraag naar ''de zeis speciaal voor hei te maaien en russen te steken'' in N 18, vraag 77. Van Vessem wijst op pag. 99 ook al op het probleem dat veel informanten de zicht- en zeisbenamingen door elkaar heen gebruiken, omdat de overeenkomst tussen beide werktuigen erg groot is. Ook in dit lemma komen de zicht- en zeisbenamingen door elkaar heen voor. Men mag er niet van uitgaan dat de verschillende woordtypen steeds hetzelfde gereedschap aanduiden. Gemeenschappelijk is welde gebruiksmogelijkheid van dit gereedschap, namelijk om er hei mee te maaien. Een verschil tussen heizicht en heizeis kan zijn dat de heizicht twee handvaten heeft, terwijl de heizeis één handvat heeft. Het blad van de heizicht kan ook kleiner zijn en vooral korter dan dat van de heizeis.' [N 18, 77; I, 26b]
II-4
|
26734 |
heizode |
heiplag:
hɛi̯plax (K278p Lommel)
|
Afgestoken stuk hei. [N 14, 77b; N 14, 77c; N 27, 39h; N 27, 39g; N 18, add.; N 11, add.; S 46; A 39, 15a; A 39, 15b; R 3, 98; L 8, 123; L B2, 274; AGV, k6; monogr.]
I-8
|