32907 |
ijzeren gaffel, oogstgaffel |
gaffel:
gafǝl (K278p Lommel),
hooigaffel:
[hooi]gafǝl (K278p Lommel)
|
Twee- of drietandige ijzeren vork, met lange, enigszins gebogen tanden en een lange houten steel, gebruikt om hooi of korenschoven op te steken en op de wagen te laden. Zie afbeelding 10, b. Voor het voorkomen van de term riek en van varianten van het type gāfel, zie de toelichting bij het lemma ''houten gaffel''. Voor de fonetische documentatie van het woorddel (hooi) zie het lemma ''hooi''.' [N 18, 27; JG 1a, 1b; A 28, 2; L 1 a-m; L 16, 18a; L B2, 241; Lu 6, 2; S 9; Wi 3; Av 1 III 5a, b; monogr.]
I-3
|
33634 |
ijzeren haak aan de puthaak |
gaarhaak:
geͅrhāk (K278p Lommel),
gardhaak:
geͅrthāk (K278p Lommel),
haak:
hōͅk (K278p Lommel),
puthaak:
puthaak (K278p Lommel),
pøthōͅk (K278p Lommel),
schephaak:
sxeͅphāk (K278p Lommel)
|
[N 12 (1961)] [ZND 32 (1939)]
I-7
|
25371 |
ijzeren pin waarmee men het slachtvee verdooft |
slagpin:
slaxpen (K278p Lommel)
|
De woordtypen in dit lemma kunnen op verschillende zaken duiden. Men kan ermee bedoelen de ijzeren pin die uit het schietmasker gedreven wordt of de pin die op een hamer waarmee men het dier op de kop slaat, is bevestigd, of de pin van het penapparaat. Dit laatste werktuig is een voorloper van het penschietmasker. Zie ook de toelichting bij het lemma ''schietmasker''. [N 28, 5b; N 28, 5d; monogr.]
II-1
|
18348 |
ijzertje onder een schoen |
ijzer:
ei̯zər (K278p Lommel),
plaatje:
plaatjes (K278p Lommel)
|
Hoe heten deze ijzertjes (tip?) [N 60 (1973)] || ijzertje onder de schoen [blakei] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
17846 |
in beweging komen |
(zich) verroeren:
verroeren (K278p Lommel),
in gang komen:
in gang komen (K278p Lommel),
op gang komen:
op gang komen (K278p Lommel)
|
In beweging komen (op gang komen, (zich) roeren, bewegen) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
20442 |
in de doodskist leggen |
zerken:
znd 32, 20; cf. WNT s.v. "zerk (I)"; Afl. "zerken (II)"ww. (een lijk) in een doodkist leggen; kisten
zerken (K278p Lommel, ...
K278p Lommel)
|
een doode lijken (vooraleer hij gekist wordt) [ZND 32 (1939)]
III-2-2
|
33613 |
in de moestuin werken |
hoven:
hø̄ven (K278p Lommel)
|
[N P (1966)]
I-7
|
28477 |
in de pap liggen |
in de brij zitten:
in de brij zitten (K278p Lommel)
|
Eitjes en larven worden door de werkbijen in een pap van stuifmeel, honing en water gelegd. Hierin gedijen ze zeer snel. Men zegt dan "de larven liggen in de pap, in de melk". De cellen zijn dan nog niet verzegeld. [N 63, 22c]
II-6
|
17878 |
in de rug slaan (met de vuist) |
doffen:
doefen (K278p Lommel),
stompen:
stompen (K278p Lommel),
stuiken:
sjtokken (K278p Lommel)
|
Met de vuist in de rug slaan (doffen, dompen, stompen, stoten, sjtokken) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
20684 |
in de schil gekookte aardappelen |
pelpatatten:
Syst. Grootaers
pɛlpətatə (K278p Lommel)
|
In de schil gekookte aardappelen (zwelmennekes?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|