e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lommel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kostschool pensionaat (<fr.): pensionaat (Lommel), voor meisjes  pensionaswet (Lommel) kostschool [ZND 40 (1942)] III-3-1
kotelet, ribstuk karbonade: karbonade (Lommel), kɛrmə’nōͅiə (Lommel), Syst. Grootaers klein stuk vlees van de rug, schouder, rib of haas  keͅrmənoͅu̯j (Lommel), Verklw. kär\\m\\n#u\\i¿n  kärəmənoͅuəi (Lommel), kotelet: koͅrtəleͅtən (Lommel) Carbonade (krep, kermenaoj?) [N 16 (1962)] || gebraden varkensrib (karbonade) [ZND 49 (1958)] || karbonade || karbonaden [Goossens 1b (1960)] || koteletten [Goossens 1b (1960)] III-2-3
koud aftrekken aftrekken: aftrekken (Lommel) Aanbrengen van de was met behulp van een koud, houten polijstinstrument. [N 60, 134d] II-10
koud, mistig en somber weer donker (weer): doŋʔər (Lommel), mokachtig: moͅkeͅxtex (Lommel), moklucht: mokloxt (Lommel), moͅkloxt (Lommel) mistig, heiig [herig, domig, dompig] [N 22 (1963)] || mistige lucht [mok-, motlocht] [N 22 (1963)] III-4-4
koude drukte maken beschaar maken: beschaar maeken (Lommel), opscheppen: opscheppen (Lommel), tralala maken: tralala mààʔən (Lommel), veel beslag maken: veul beslag ma⁄en over en zoak (Lommel) nutteloze omhaal, drukte maken || veel beslag, ophef maken over een zaak [ZND 32 (1939)] III-1-4
koude mist zure moek: zuwərə moͅk (Lommel), zuwərəmoͅk (Lommel) gure, koude mist [zoere mok] [N 22 (1963)] III-4-4
koude noordenwind, bijs schrale noorderwind: sxrouələ nouərdər weͅnt (Lommel) koude noorderwind [bies] [N 22 (1963)] III-4-4
koudvuur vuur: vuur (Lommel), ’t vuur (Lommel) Koudvuur: versterf van weefsel of lichaamsdelen door afsluiting van de bloedtoevoer; gangreen (vuur). [N 107 (2001)] III-1-2
kous met knoopjes get: gette (Lommel) kousen met knoopjes die over de gewone kousen worden gedragen [slopkouse, sjlopehaoze, sjloebe] [N 24 (1964)] III-1-3
kous: algemeen kous: ka:s (Lommel, ... ), kaas (Lommel), kas (Lommel), n kousen]: kaas (Lommel) kous || Kous, een paar kousen. Bedoeld wordt het kledingsstuk dat gebreid of geweven wordt en de voet en het gehele been tot boven de knie bedekt (fr. bas) [ZND 48 (1954)] || kous, lange beenbekleding [haos, hous, sjtrump [N 24 (1964)] || Kous. Wat is de juiste uitspraak van kous (beenbekleding) ? [ZND 47 (1950)] III-1-3