20806 |
kruimel |
greumel:
gruimel (K278p Lommel),
grujɛmɛl broowɛt (K278p Lommel),
grø̄məl (K278p Lommel),
greumeltje:
grummelke brouet (K278p Lommel),
grummelke brout (K278p Lommel),
kruimel:
kruimel (K278p Lommel),
vaker greumel
krōͅiməl (K278p Lommel),
kruimeltje:
kreumelken brood (K278p Lommel)
|
kruimel || kruimel brood [ZND 36 (1941)]
III-2-3
|
17573 |
kruin |
kruin:
kruin (K278p Lommel, ...
K278p Lommel),
krøyn (K278p Lommel, ...
K278p Lommel),
krøͅyn (K278p Lommel),
kruintje:
krointjen (K278p Lommel)
|
de kruin van het hoofd (waar het haar draait) [ZND 29 (1938)] || kruin van het hoofd [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17649 |
kruis |
kruis:
e krois, twieje kroisen (K278p Lommel),
e’ kruis, tweeje kruisen (K278p Lommel),
krø̄i̯s (K278p Lommel),
krø̜i̯s (K278p Lommel, ...
K278p Lommel),
’n krois, twee kroisen (K278p Lommel),
mik:
mek (K278p Lommel),
mik (K278p Lommel),
Van Dale: II. mik, 3. (gew.) deel van het onderlijf waar de dijen samenkomen, kruis.
mek (K278p Lommel)
|
Beenderenstelsel aan het einde van de rug. [N 3A, 109] || deel van het lichaam waar de bovenbenen tezamen komen [mik, fliermik] [N 10 (1961)] || Een kruis, twee kruisen. [ZND 29 (1938)] || Kruising van ruggegraat en achterheupen, uitlopend in de staart en staartwortel. Zie afbeelding 2.31. [JG 1a, 1b; N 8, 13 en 14]
I-11, I-9, III-1-1, III-3-3
|
23203 |
kruisbeeld |
kruis:
an kruis (K278p Lommel),
’n kruis (K278p Lommel),
kruisbeeld:
kroeis bilt (K278p Lommel)
|
Kruisbeeld. [ZND 22 (1936)]
III-3-3
|
33551 |
kruisbes |
kroenzel:
kroensele (K278p Lommel),
krunsəl* (K278p Lommel),
verzamelfiche, ook mat. van ZND01, u 138
kroensel (K278p Lommel)
|
kruisbes [ZND 01 (1922)]
I-7
|
32798 |
kruiselings eggen |
kruiswege [eggen]:
krø̜i̯swēx (K278p Lommel)
|
Bij de bewerking van stoppelland zowel als bij onkruidbestrijding egt men het stuk vaak kruisvormig, d.w.z. in de lengte en in de breedte. Gewoonlijk worden alleen brede akkers op deze wijze bewerkt; wanneer men een smalle akker (ook) in de breedte egt, moet er immers veel vaker gekeerd worden, wat meer tijd vraagt dan wanneer men die akker (nog eens) in de lengte egt. Voor het werkwoordelijk deel eggen en de weglating daarvan bij de varianten zij verwezen naar de toelichting op het lemma ''eggen''. [JG 1a + 1b + 1c; N 11, 84b]
I-2
|
23313 |
kruisen, kruisdagen? |
kruisen:
krösn (K278p Lommel)
|
kruisen [RND]
III-3-3
|
24100 |
kruisheer |
kruisheer:
krø͂ͅisheiər (K278p Lommel)
|
Een Kruisheer [Kruushier]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
26823 |
kruiwagen |
betonkruiwagen:
bǝtonkrǫwāgǝn (K278p Lommel),
kruiwagen:
krø̜̄i̯wāgǝ (K278p Lommel),
krø̜i̯wāgǝn (K278p Lommel),
mortelkruiwagen:
mǫrtǝlkrǫwāgǝn (K278p Lommel)
|
Kleine eenwielige kar met twee berries, waarmee hij door een mens voortgeduwd en soms ook getrokken wordt. Vaak is er op de berries een bak gemonteerd, waarvan de zijplanken soms afgenomen kunnen worden. Er bestaan echter ook kruiwagens zonder zijplanken en met enkel een hoge voorplank, waarbij de berries via scheien met elkaar verbonden zijn. Zie voor het onderscheid de lemmata bakkruiwagen, scheienkruiwagen en platte kruiwagen. De informant van P 214 merkt hierover op: een soort kruiwagens met planken bodem. Zijstukken kunnen naar believen opgezet of afgenomen worden". De kruiwagen wordt gebruikt voor het vervoer van kleine lasten, zoals bijvoorbeeld mest. Volgens de informant uit Q 77 werd de kruiwagen gebruikt "om allerlei materiaal (behalve cement, zand enz.) te vervoeren" Volgens de informant uit L 269 gebruikt men de kruiwagen wel om zand te vervoeren. De respondent uit L 377 vermeldt als mogelijke vrachten "zakken - ook ander goed (aardappelen, wortels, steenkolen)". Zie voor meer informatie ook de lemmata kruiwagen in wld II,4, in wld II, 8 en in wld II, 9 en steenkar in wld II, 8. [N 18, 97a; N G, 51; N 11, 28; RND, 129; Gwn 8, 1b; S 19; L 29, 4; L 16, 19a; L 1a-m; L 1u, 139; L 45, 14a; L B, 193; JG 1d; A 14, 14a; monogr.] || Wagen bestaande uit een lage bak waaronder twee burries zijn gemonteerd. Aan de voorzijde is tussen de burries een wiel aangebracht, terwijl de achterste uiteinden worden gebruikt om de kar op te tillen en vooruit te duwen. De kruiwagen wordt op de bouwplaats voor verschillende doeleinden gebruikt. Dit lemma is dan ook onderverdeeld in: a. benamingen voor een kruiwagen voor het vervoer van specie, beton, kalk etc.; b. benamingen voor een kruiwagen voor het vervoer van aarde; c. termen voor het transport van (metsel)stenen. De woordtypen 'bakkruikar', 'planken kruikar', 'bakschurgkar', 'toeë schurgkar', 'planken' 'kruiwagen', 'metskruiwagen' en 'mouwtjeskruiwagel' zijn benamingen voor een metselaarskruiwagen met bak en twee demontabele zijplanken. Het woordtype 'Japanner' (Q 15, Q 35a) wordt gebruikt voor een van rubberen banden voorziene, tweewielige metalen betonstortkar ('Sito', pag. 33). [N 30, 22a; N 30, 22b; monogr.]
I-13, II-9
|
34640 |
kruiwagenas |
spil:
spęl (K278p Lommel)
|
De kleine metalen staaf die aan de voorzijde van de kruiwagen aan de berries is bevestigd en waarrond het wiel draait. In dit lemma zijn alleen de benamingen opgenomen die specifiek zijn voor de kruiwagenas. De meer algemene benamingen voor de as staan onder het betreffende lemma. [N 18, 98d; N G, 53f; JG 1d]
I-13
|