24486 |
linde |
lindeboom:
leͅnəmbom (K278p Lommel)
|
lindeboom
III-4-3
|
24625 |
lindebloesem |
lindebloem:
leͅnəblom (K278p Lommel)
|
lindebloesem
III-4-3
|
28645 |
lindehoning |
lindehoning:
lindehoning (K278p Lommel)
|
Honing afkomstig van de lindebloesem. De linde is met koolzaad, heide, fruit en klaver één van de belangrijkste drachtbronnen. Men spreekt van lindehoning, heihoning enz., wanneer de nectar van die bepaalde boom of plant voor het grootste deel de grondstof vormt voor honing. Naast de genoemde drachtbronnen kunnen allerlei soorten bomen en planten als acacia, distel, korenbloem, wilde klaver, boekweit en kastanje leveranciers zijn van nectar. Per plant of boom is de hoeveelheid bloesem en dus ook de nectar van jaar tot jaar wisselvallig en sterk afhankelijk van factoren zoals weer en vruchtbaarheid van de bodem. De verschillende drachtbronnen beīnvloeden kleur, smaak, vochtigheidsgehalte en geur van de honing. Zo is lindehoning amberkleurig en dun vloeibaar met een naar munt zwemende geur (De Roever, pag. 380). [N 63, 112b; Ge 37, 133; monogr.]
II-6
|
21478 |
liniaal |
lat:
een lat (K278p Lommel),
regel:
ne regel (K278p Lommel),
nè règel (K278p Lommel),
’ne regel (K278p Lommel)
|
Een liniaal (om rechte lijnen te trekken). [ZND 30 (1939)]
III-3-1
|
30865 |
linkerleest |
linkerleest:
linkerleest (K278p Lommel)
|
De kromme leest waarop men een linkerschoen kan vervaardigen. [N 60, 185c]
II-10
|
17867 |
links, linkshandig |
links:
linksch (K278p Lommel)
|
iemand die meestal zijn linkerhand gebruikt: hij is... [ZND 37 (1941)]
III-1-2
|
17869 |
linkshandig persoon |
linker, een -:
ne linker (K278p Lommel),
linkse, een -:
ne lingsen (K278p Lommel)
|
iemand die meestal zijn linkerhand gebruikt: het is een ... [ZND 37 (1941)]
III-1-2
|
28772 |
linnen, linnengoed |
lijnwaad:
lęjnwǭǝt (K278p Lommel),
lijwaad:
lęjvǝt (K278p Lommel),
linnen:
lenǝ (K278p Lommel),
lɛnǝ (K278p Lommel)
|
Weefsel uit vlas- of hennepgaren vervaardigd. Lijnwaad. [N 62, 77; N 59, 201; N 62, 75f; L 1a-m; L 30, 30a; L 30, 30b; L B1, 95; MW; Wi 18 en 55; S 22; monogr.]
II-7
|
30160 |
lintvoeg |
lintvoeg:
lɛnt˲[voeg] (K278p Lommel)
|
Horizontale voeg. Zie ook afb. 41. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(voeg)' het lemma 'Voeg'. [N 32, 29b; monogr.]
II-9
|
31436 |
lintzaagmachine |
lintzaag:
lęnt˲zãx (K278p Lommel)
|
Stationaire machine voor het zagen van diverse materialen. Het zaagblad van de lintzaagmachine bestaat uit een stalen band zonder einde dat aan één kant van zaagtanden is voorzien en wordt aangedreven door een elektromotor. Het te zagen materiaal rust op een zaagtafel en wordt tegen het draaiende blad aangedrukt. Met de lintzaag kunnen ook gebogen zaagsnedes worden gemaakt. [N 50, 69; N 53, 16; monogr.]
II-12
|