e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lommel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
meerkoet meerkoet: mērkut (Lommel) meerkoet (38 witte bles en bek; niet zo algemeen; niet op kleine watertjes; meestal met velen bijeen; roep keffend [N 09 (1961)] III-4-1
meester meester: mjistər (Lommel) (school)meester [RND] III-3-1
meesterknecht meesterknecht: meesterknecht (Lommel) De eerste knecht of onderbaas. [N 60, 217d] II-10
meet: lijn waar het spel eindigt meet: mēt (Lommel) Meet (eindstreep). III-3-2
meetje steken mikjeschieten: mikske schieten (Lommel), Mikske (van mik(ken)) + schieten.  mekskəschitən (Lommel) het spel waarbij men centen werpt in een bepald vak [meetje steken, mitjezzen, flikken] [N 112 (2006)] || Mikskeschieten: Jongens- en mannenspel dat erin bestaat een muntstuk of andere schijf van op zekere afstand zo dicht mogelijk naar een in ht rond getrokken streep te gooien. III-3-2
meeuw algemeen meeuw: meiəu (Lommel), mēēëw (Lommel) meeuw [Willems (1885)] III-4-1
mei mei: de mei (Lommel), Sub mei, 2. De mei(boom) stond al op het dak.  mäi (Lommel), meiboom: Sub mei, 2. De mei(boom) stond al op het dak.  mäibom (Lommel) de tak, struik of vlag die geplaatst wordt op huizen in aanbouw [N 112 (2006)] || Mei(boom): denneboompje dat men op een nieuw gebouw plaatst, wanneer het gebint klaar is. III-3-2
meid, dienstmeid meid: mɛi̯t (Lommel), meisje: māsǝ (Lommel), mɛskǝ (Lommel) Meid is een noordelijke vorm, een samentrekking uit maged, maagd. Kok en keukense slaan op de keukenmeid. Dienstbode is een expansie uit de (Noord-)Nederlandse standaardtaal. [L 1, a-m; L 1u, 156; L 38, 10; RND 118; R 12, 30; S 6 en 23; Wi 6; monogr.] I-6
meidoorn meidoorn: [mae.idou6r6n*]  meidoorn (Lommel) meidoorn, vrucht (Crataegus) [DC 69 (1994)] III-4-3
meikever mulder: mulder (Lommel), møͅldər (Lommel) meikever III-4-2