34226 |
melken |
melken:
mø̜lǝʔǝn (K278p Lommel),
mɛlkn (K278p Lommel),
mɛlkǝ (K278p Lommel),
mɛlkǝn (K278p Lommel)
|
Melk uit de uiers van de koe drukken. Zie afbeelding 9. [L 38, 44; JG 1a, 1b; Wi 26; Vld.; monogr.]
I-11
|
33778 |
melkgebit |
melkgebit:
męlǝk˲gebet (K278p Lommel),
melktanden:
mɛlǝktān (K278p Lommel)
|
Tot twee en een half à drie jaar hebben de paarden een melkgebit of veulenstanden. De twee middelste snijtanden komen door in de eerste levensweek van het veulen (soms zijn ze bij de geboorte al aanwezig), binnen een maand of zes weken gevolgd door de snijtanden ernaast. De twee laatste snijtanden volgen tussen de zes en negen maanden, waarna het melkgebit compleet is. De veulenstanden zijn wit van kleur in tegenstelling tot het wat gelige vast gebit en lopen naar de basis toe in een punt uit. [JG 1a, 1b; N 8, 18a]
I-9
|
34079 |
melkgebit van kalveren |
tanden:
tān (K278p Lommel)
|
[N 3A, 108a]
I-11
|
19514 |
melkkannetje |
pappotje:
pappøʔə (K278p Lommel),
roompotje:
rompøͅi̯ʔən (K278p Lommel)
|
melkkannetje waaruit men aan tafel melk schenkt [N 20 (zj)]
III-2-1
|
34568 |
melkkar |
melkkar:
męlǝkkar (K278p Lommel)
|
Kar om melkbussen van meerdere boeren van en naar de fabriek te brengen. Het was meestal een lange kar met een groot bodemoppervlak en lage zij-, voor- en achterplanken. [N 17, 15; N G 51; monogr.]
I-13
|
34129 |
melkkoe |
melkkoe:
mē̜lǝkui̯ (K278p Lommel),
mɛlkui̯ (K278p Lommel)
|
Koe die geschikt is voor melkproductie. [N 3A, 148]
I-11
|
34227 |
melkstoeltje |
melkstoel:
melkstoel (K278p Lommel)
|
Houten krukje met drie of vier poten waarop men zit bij het melken van de koeien. Zie afbeelding 10. [A 9, 13; A 42, 18a; JG 1d; monogr.]
I-11
|
17624 |
melktanden |
melktanden:
meͅlktan (K278p Lommel),
memtandjes:
meͅmtānə⁄əs (K278p Lommel),
meͅmtänə⁄əs (K278p Lommel)
|
melktanden [zuiktande, zeuktaant, mammetandjes] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
19930 |
melkzeef |
zij:
zę.i̯ (K278p Lommel),
zęi̯ (K278p Lommel),
zɛi̯ (K278p Lommel)
|
Voorwerp waarmee men melk zeeft. Het is een soort vergiet met als bodem een doek. De melk wordt uit de melkemmer via deze melkzeef in de melkbus gegoten. Hierdoor blijven grove verontreinigingen achter. Zie afbeelding 11. [A 18, 11a; L 48, 35.Ia; Lu 2, 35.Ia; Gwn 8, 6; JG 1d; monogr.]
I-11
|