e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lommel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mikken mikken: mikke (Lommel), mikken (Lommel), miʔn (Lommel), mi’en (Lommel) lonken (mikken) [RND] || Mikken. [Willems (1885)] || Op iemand mikken (om met een boog of geweer te schieten). [ZND 38 (1942)] III-3-2
miltkuilen miltkuilen: meltkøi̯lǝ (Lommel) Holten in het lijf van een niet fraai gebouwde koe. [N 3A, 146; monogr.] I-11
miltvuur miltvuur: meltvȳi̯ǝr (Lommel) Miltvuur is een bodemziekte. De smetstof blijft in de vorm van sporen jarenlang buiten het lichaam in de grond levensvatbaar. Door graven, door verschil in waterstand, misschien ook door mollen en regenwormen komen de sporen naar boven. Als het vee ze opneemt met het voedsel of binnenkrijgt door wonden, groeien ze in het lichaam uit en verspreiden zich met het bloed naar alle organen. Deze dodelijke ziekte heeft een snel verloop. Soms sterven de dieren zonder dat er voorafgaande verschijnselen konden worden opgemerkt ineens onder krampachtige stuipen. Meestal worden ze vrij plotseling hevig ziek met hoge koorts en verschijnselen van pijn en zijn ze binnen 24 uur dood. Bloedige uitvloeiingen uit neus, mond, aars en kling komen veel voor, vooral na de dood. De slijmvliezen zijn hoog roodblauw gekleurd (Berns 1983, blz. 141). Zie ook het lemma ''miltvuur'' in wbd I.3, blz. 475-476. [N 3A, 87; A 48A, 22; monogr.] I-11
minderen afzetten: afzetten (Lommel), è kort  afzètten (Lommel), minderen: minderen (Lommel), mindɛrən (Lommel) Bestaat er voor het "minderen"bij het breiwerk een afzonderlijk woord? [ZND 31 (1939)] III-1-3
minderjarig geen eenentwintig jaar: znd 31, 23a  geen eenentwintig jaar (Lommel), minderjarig: znd 31, 23a  minderjowerig (Lommel), niet mondig: znd 31, 23a  nog nĭĕ mənig (Lommel), onmondig: znd 31, 23a  onmundig (Lommel) minderjarig [ZND 31 (1939)] III-2-2
minnares aanhoudster: cf. VD s.v. "concubine"= bijzit; cf. VD s.v. "bijzit"= vrouw waarmee een man buiten huwelijk in min of meer vaste verhouding leeft en omgang heeft  aanhauwster (Lommel), bijzit: bijzit (Lommel) een concubine, bijzit, bijwijf [N 96D (1989)] III-2-2
mirakel mirakel (<fr.): mierakel (Lommel) Een wonder [wó.nder, wónger, miraakel]. [N 96D (1989)] III-3-3
misdienaar koorezel: de kooerezel (Lommel), misdienaar: de misdienner (Lommel), misdiener (Lommel), ne misdienaar (Lommel), nɛ misdienɛr (Lommel), tweede i kort  ne misdiner (Lommel) Hoe heet de jongen die de mis dient? [ZND 36 (1941)] III-3-3
miskraam misval: mesfàl (Lommel) miskraam III-2-2
mismaakt gebrekkig: gebre(kk)ig (Lommel), misbakken: misbakken (Lommel), mismaakt: mismakt (Lommel, ... ), misvormd: misvɛrmt (Lommel) het kind is mismaakt [ZND 31 (1939)] III-1-2