28644 |
najaarshoning |
najaarshoning:
najaarshoning (K278p Lommel)
|
Soort honing die uit de nectar van najaarsbloesem, vooral heidebloesem, is bereid. [N 63, 112a; monogr.]
II-6
|
33098 |
naoogstrijf |
korenreek:
kǫu̯ǝrǝrɛ̄k (K278p Lommel),
reek:
rɛ̄k (K278p Lommel),
speldenreek:
spɛlręǝk (K278p Lommel)
|
Het stuk gereedschap dat voor het naoogsten wordt gebruikt. Doorgaans doet men dit met de grote houten hark die ook voor het bijeenhalen van het hooi wordt gebruikt. Zie het lemma ''houten hooihark'' (4.2.4) in aflevering I.3. Maar er is ook ander gereedschap voor in omloop, met name een zeer grote hark met een blok van meer dan één meter (tot wel 150 cm) breed en met grote ijzeren tanden, ook wel bosduivel genoemd en ook gebruikt voor het bijeenhalen van bladeren of dennenaalden voor de potstal. Dit laatste benoemingsmotief is bijeengezet in de woordtypen achterin het lemma. In de volgende plaatsen is opgegeven dat men naoogst met de harkmachine (vergelijk het lemma ''hooivergaarmachine'' (4.2.11) in aflevering I.3: L 163, 163a, P 177 (scharmachine: sxē̜ǝrmašen), 195 (idem), Q 121c, 162 en 166 (gritselmachine: gritsǝlmǝšin). In L 164, 265, 290 en 368b is opgegeven dat men naoogst met de houten eg; in L 214, 270, 286 en Q 77 met de houten gaffel. Soms is de constructie van de houten hooihark extra verzwaard om het graanveld na te oogsen; zo is in L 318b, 320c, Q 2 en 2b opgegeven dat de hark twee stelen heeft en in K 357, L 163, 163a, 321 en Q 71 dat er aparte handvaten aan de steel zijn gemonteerd om gemakkelijker te kunnen trekken.' [N 15, 38b en 38c; N 18, 93; JG 1a, 1b, 2c; L 34, 41; monogr.; add. uit N 15, 38a]
I-4
|
25592 |
narijs |
laatste rijs:
lęstǝ rejs (K278p Lommel)
|
Na het bewerken en opmaken van het deeg kan de laatste rijs, de narijs, beginnen. Het deeg moet nog enige tijd rijzen in de bus, het blik, de rijskast, voordat het in de oven geschoven kan worden. Men moet bij de narijs erop leggen dat temperatuur en vochtigheid van de lucht voldoende zijn (Schoep blz. 102). Zowel een te lage als een te hoge temperatuur beïnvloeden het deeg ongunstig, terwijl de vochtigheid van de lucht ook niet te hoog mag zijn. Het verdient aanbeveling de narijs te laten geschieden in een afzonderlijke ruimte, waar men zowel de temperatuur als de vochtigheid van de lucht in de hand heeft. Volgens de informant van L 330 duurt de narijstijd een half uur. [N 29, 39b; N 29, 39a]
II-1
|
33097 |
nascharren, naoogsten |
bijeenscharren:
bīǝnsxārǝ (K278p Lommel),
opscharren:
ǫpsxǫu̯rǝ (K278p Lommel),
reken:
rɛ̄ʔǝ (K278p Lommel),
scharren:
sxoǝrǝ (K278p Lommel)
|
De akker naoogsten met een rijf of houten hark. De boer deed dit doorgaans zelf, in tegenstelling tot het aren lezen dat dan door anderen werd gedaan. Zie de toelichting bij het lemma ''aren lezen'' (5.2.4). [N 15, 38a; JG 1a, 1b; L 34, 40; monogr.; add. uit N 15, 35; N 18, 93]
I-4
|
28614 |
natjagen |
heetlopen:
heetlopen (K278p Lommel)
|
Het jagen bij grote warmte en flinke honingdracht waardoor de bijen besmeurd kunnen worden door uitvloeiende, ongezegelde honing. De informanten van L 289 en L 333 merken op dat dit natjagen bij een goede imker niet voorkomt. [N 63, 89; monogr.]
II-6
|
29366 |
natmaken |
natmaken:
natmaken (K278p Lommel)
|
Het natmaken van de zool om hem te kunnen likken. Zie ook het lemma likken. [N 60, 121a]
II-10
|
33706 |
natuurlijke waterloop |
beek:
bēk (K278p Lommel),
bēǝk (K278p Lommel),
loop:
lōp (K278p Lommel)
|
Natuurlijke, smal stromende waterloop. [N 27, 25; N 27, 24; A 2, 48; A 10, 21; A 20, 1d; A 20, 1c; AGV, m1; L 24, 17; L 24, 27; L 33, 10; L 37, 15; R I, 23; S 33; monogr.]
I-8
|
26442 |
natuursteen |
moellon:
mǝlon (K278p Lommel),
natuursteen:
nātyjǝrstējǝn (K278p Lommel)
|
In de natuur aangetroffen steen die al dan niet met gereedschappen bewerkt is. In het eerste geval spreekt men van breuksteen, in het tweede van gehouwen steen. Tot de natuursteen worden onder meer kalksteen of hardsteen, graniet, zandsteen en tufsteen gerekend. De natuursteen staat in tegenstelling tot de kunststeen, die uit verschillende grondstoffen vervaardigd wordt. Zie ook de lemmata 'Hardsteen' en 'Zandsteen'. [N 30, 55c; N 30, 55g; N 30, 56; N 31, 31a; monogr.]
II-9
|
18909 |
nauwgezet; nauwgezet persoon |
fijn werk:
secuur niet gebruikt
dàs féͅéͅn wérrək (K278p Lommel),
nauwe, een -:
secuur niet gebruikt
tis nə nààwən óp sən dingk (K278p Lommel)
|
Hij is op zijn punt - sekuur (a.gezegd v.e. persoon; b.v.e. werk) [RND]
III-1-4
|
20282 |
navelbandje |
nagelbandje:
cf. CV s.v. "nagelbandje
nagelbeͅi`ə (K278p Lommel),
navelband:
nāvəlband (K278p Lommel),
windel:
weͅndəl (K278p Lommel)
|
navelbandje [nagelbendje] [N 25 (1964)]
III-2-2
|