34608 |
onderbak |
getuigbak:
gǝtø̜x˱bak (K278p Lommel)
|
Onder de kar opgehangen laadvloertje. [N 17, 86]
I-13
|
18584 |
onderbroek |
onderboks:
ondərboks (K278p Lommel)
|
onderbroek
III-1-3
|
18401 |
ondergoed |
interlock (eng.):
[Van Dale: interlock (Eng.), 1. dubbel breigoed van fijne garens, waarbij de lussen in de dwarsrichting niet op dezelfde hoogte liggen; - 2. ondergoed van zulk weefsel]
entərloͅk (K278p Lommel),
ondergoed:
ondergoed (K278p Lommel, ...
K278p Lommel),
ondərgut (K278p Lommel),
ondərguwt (K278p Lommel, ...
K278p Lommel),
oͅndərgut (K278p Lommel)
|
interlock || ondergoed || Ondergoed, het algemene, gewone woord voor de onderkleding. [N 114 (2002)] || ondergoed, onderkleren [t onderdinge] [N 25 (1964)] || Onderkleding. Wat is in uw dialect het gewone woord voor onderkleding? [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
32640 |
ondergronder, woeler |
grondbreker:
gront˱brēkǝr (K278p Lommel),
wroeter:
vryi̯tǝr (K278p Lommel),
vrøi̯tǝr (K278p Lommel
[(de ploeg)]
)
|
De ondergronder of woeler was een aparte ploeg zonder kouter en riester, maar met een lansvormige schaar of twee in tegenovergestelde richting geplaatste messen vóór op het ploeghoofd. Vaak werd de oude aanaardploeg tot ondergronder omgebouwd. Met deze ploeg, die vóór de gewone ploeg uitging of erop volgde, werd de ondergrond, de bodem van de voor opengebroken. Men kon ook met de gewone ploeg de ondergrond losrakelen, door op de plaats van de voorschaar of het kouter, dan wel aan of onder de ploeghiel een woelschaar, een woelhaak of woelmes aan te brengen. Aldus werd tegelijkertijd de bovengrond geploegd en de ploegzool opengebroken. [N 11, 33j; N 11A, 76a + 76b + 77; N 27, 14]
I-1
|
33947 |
onderhaam |
onderhaam:
ǫndǝrhām (K278p Lommel)
|
Twee met elkaar verbonden kussens die het paard onder het haam draagt, als dat te groot is. [N 13, 11; monogr.]
I-10
|
18257 |
onderhemd |
hemd:
hem (K278p Lommel),
heͅm (K278p Lommel, ...
K278p Lommel)
|
hemd || onderhemd, onderkledingstuk dat op het blote lijf gedragen wordt [im, emmek, hem, himp, kemsel, liejms, sjmies, vlok] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18313 |
onderjurk |
combinaison (fr.):
combinaison (K278p Lommel),
koͅmənəzoͅ (K278p Lommel)
|
combinaison || onderjurk, onderkleed met lijfje en schouderbanden [N 24 (1964)]
III-1-3
|
25492 |
onderkant van het brood |
vloerkant:
vluwǝrkǭnt (K278p Lommel)
|
[N 29, 54b; monogr.]
II-1
|
19395 |
onderkussen, peluw |
hoofdpeluw:
eerste e dof
hekpennik (K278p Lommel),
hoofdpulf:
həpələf (K278p Lommel),
peluw:
pɛling (K278p Lommel),
pulf:
pələk (K278p Lommel)
|
het langwerpig kussen dat op de matras en onder het eigenlijke hoofdkussen ligt (Fr. traversin) [ZND 27 (1938)]
III-2-1
|
17619 |
onderlip |
hanglip:
hanglip (K278p Lommel),
onderlip:
ondərlep (K278p Lommel),
onderste lip:
ondərstə lep (K278p Lommel, ...
K278p Lommel)
|
onderlip [N 10b (1961)] || Onderlip (onderlip, onderste lip) [N 106 (2001)]
III-1-1
|