30475 |
pannen voegen |
het dak dichtmaken:
ǝt ˲dak˱ dixtmaʔǝn (K278p Lommel)
|
De naden tussen de pannen door middel van de pannenstrijker met mortel aansmeren. Zie ook het lemma 'Pannenstrijker'. [N 32, 48a]
II-9
|
20700 |
pannenkoek |
pannenkoek:
van bloem of roggemeel
pannekoek (K278p Lommel),
struif:
struif (K278p Lommel),
Syst. Grootaers
strøͅi̯f (K278p Lommel),
van bloem of roggemeel
struif (K278p Lommel)
|
Pannekoek, heel in het algemeen (struif, flenske, koekebak?) [N 16 (1962)] || pannenkoek [ZND 40 (1942)]
III-2-3
|
20699 |
pannenkoekenbeslag |
beslag:
Syst. Grootaers
bəslax (K278p Lommel),
struif:
Syst. Grootaers
strøͅi̯f (K278p Lommel)
|
Beslag voor het bakken van pannekoeken (timper?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
19443 |
pannenlap |
kwezel:
kwēzəl (K278p Lommel, ...
K278p Lommel),
panlap:
panlap (K278p Lommel)
|
lap waarmee men hete voorwerpen van het vuur neemt (kwezel) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
30474 |
pannenstrijker |
pannenvoeger:
panǝvugǝr (K278p Lommel)
|
Smalle, lange troffel die wordt gebuikt om specie tussen de pannen te strijken. Zie ook afb. 77. [N 30, 8d; monogr.]
II-9
|
30473 |
pannentang |
kraaiebek:
kršǝn˱bɛk (K278p Lommel),
nijptang:
nęjptaŋ (K278p Lommel),
pitstang:
pets`taŋ (K278p Lommel)
|
Lange nijptang waarmee de dakdekker stukken van pannen afknipt wanneer ze aan het ondereinde een schuine richting moeten hebben. Zie ook afb. 76. [N 30, 17; monogr.]
II-9
|
18295 |
pantoffel |
pantoffel:
pantoffel (K278p Lommel),
slof:
ne slòf (K278p Lommel),
slof (K278p Lommel, ...
K278p Lommel,
K278p Lommel,
K278p Lommel),
sloffen (K278p Lommel),
šlofə (K278p Lommel),
’ne slof (K278p Lommel)
|
pantoffel [ZND 40 (1942)] || Pantoffel. Thuis dragen veel mensen in plaats van schoenen pantoffels of muilen. De eerste hebben wel, de andere geen opstaande achterkant. Hoe noemt men in uw dialect die met een opstaande achterkant? [DC 44 (1969)] || Schoeisel met laag bovenwerk (meestal zonder of met weinig hak) dat men gemakkelijk aan- en uitschiet, om in huis te dragen (pantoffel?) [N 60 (1973)] || slof || Slof, een paar sloffen. Bedoeld worden ruime pantoffels van ruwe stof (zelfkant) zonder of met neergetrapt achterstuk (fr. chaussons de lisière) [ZND 48 (1954)] || Slof, een paar sloffen. Bedoeld worden ruime pantoffels van ruwe stof (zelfkant) zonder of met neergetrapt achterstuk (fr. chaussons de lisière). [ZND 48 (1954)]
III-1-3
|
20558 |
pap |
pap:
Syst. Grootaers
pap (K278p Lommel)
|
Pap, heel in het algemeen [N 16 (1962)]
III-2-3
|
21126 |
papier |
papier:
papier vɛrfròmmelen (K278p Lommel)
|
papier frommelen, verfrommelen [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
17551 |
papperig, opgeblazen persoon |
papzak:
gəleͅk nə papzak (K278p Lommel)
|
opgeblazen van lijf [poesterig] [N 10 (1961)]
III-1-1
|