32174 |
plank, legplank |
schap:
sxap (K278p Lommel)
|
Plank in een meubel, en dan met name in een kast. [N 56, 133; N 56, 149a; monogr.]
II-12
|
22734 |
plankmis |
brouette (fr.):
ooi is zeer kort
hij gooit barrewet (K278p Lommel),
poerel:
poerel (K278p Lommel),
t is poerel (K278p Lommel),
t is poerel
t is poerel (K278p Lommel),
te hoog:
hij smit te hoog (K278p Lommel)
|
In vele streken moet de kegelbal een in de grond bevestigde plank raken, wanneer de speler hem wegslingert; wat wordt er gezegd wanneer de speler de plank mist (b.v. de bal er over heen werpt)? [ZND 36 (1941)]
III-3-2
|
24531 |
plant (alg.) |
plant:
plant (K278p Lommel)
|
plant
III-4-3
|
17912 |
plassen (met water) |
smossen:
smossen (K278p Lommel),
smosə (me woͅwətər) (K278p Lommel),
smoͅsən (K278p Lommel)
|
knoeien met water, in t water plassen [klosse] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
21774 |
plat praten |
plat praten:
plat praten (K278p Lommel)
|
plat praten [N 102 (1998)]
III-3-1
|
34573 |
plateauwagen |
platte wagen:
platǝ wāgǝ (K278p Lommel),
vierwieler:
viǝrwildǝr (K278p Lommel),
wagen:
wāgǝ (K278p Lommel)
|
Een vierwielige wagen, vaak al met wielen met luchtbanden, die voor het vervoer van melkbussen, biervaten, land- en tuinbouwproducten enz. gebruikt werd. De bak van deze wagen hangt laag boven de grond en heeft een groot bodemoppervlak. Vaak zijn er geen voor-, achter- en zijkanten. De wagen kan door paarden of ook door een tractor getrokken worden. [N 17, 43a; N G, 51 + 69; monogr.]
I-13
|
33032 |
platliggen van graan |
ligt plat:
lext plat (K278p Lommel)
|
Wanneer de halmen door wind en regen platgeslagen zijn en tegen de grond liggen, is dat lastig werken voor de zichter. Hier staan steeds de persoonsvormen van het werkwoord genoemd, waarbij als onderwerp moet gedacht worden: "het koren"; achter in het lemma staan enkele zelfstandige naamwoorden: "platgelegerd graan". Heel in de uitdrukking ''(het koren) ligt heel'' staat voor ''helemaal''. [N 15, 13; monogr.]
I-4
|
29831 |
platte kant |
platte kant:
platǝ kānt (K278p Lommel)
|
De lange brede zijde van een metselsteen. Zie ook afb. 30. [N 31, 17a; N 98, 172; monogr.]
II-8
|
34637 |
platte kruiwagen |
platte kruiwagen:
platǝ krøwāgǝ (K278p Lommel)
|
De platte kruiwagen is een kruiwagen waarvan de bodem uit planken bestaat, die langs de berries op scheien genageld zijn. Op de berries, schuin boven het wiel, bevindt zich het hoofdbord. De bovenrand van het hoofdbord wordt met de bodem verbonden door vier scheien, waartegen eveneens planken genageld zijn. Het hoofdbord zelf wordt door twee schuinstaande stokjes gestut. Opzij kunnen twee zijwanden op de bodem aangebracht worden, zodat de kruiwagen een bak heeft. Zie ook Theuwissen (1969), pag. 69-71. Deze kruiwagen komt vooral voor in het Maasland. In het noorden van Belgisch Limburg, waar de scheienkruiwagen in gebuik is, vindt men geen platte kruiwagens. [N 18, 97b; N 18, add; N G, 51 + 52b; JG 1b; L 1a-m; L 1u, 139; L 16, 19a-b; A 42, 13c-d; monogr.]
I-13
|
31050 |
platte rasp |
platte rasp:
platte rasp (K278p Lommel)
|
Rasp met platte vlakken. Zie afb. 55. [N 60, 118c]
II-10
|