22687 |
prent(je) |
beeld(je):
bĕildjen (K278p Lommel),
bèlə?ən (K278p Lommel),
een schôn beeleken (K278p Lommel),
’n schoen beeleken (K278p Lommel),
e als in le int fransch
e schooë beele-e (K278p Lommel),
prent:
preint (K278p Lommel),
prent(je):
Ook beeldeken.
preͅnt (K278p Lommel),
prentje:
prĕintje (K278p Lommel)
|
Beeldeken: prentje (met religieuze afbeelding). || Beeldje. [Willems (1885)] || Een schoon beeldeken (Fr. image). [ZND 21 (1936)] || Prent. [Willems (1885)] || Prentje. [Willems (1885)]
III-3-2
|
21649 |
priem? (wbd) |
hogen:
ps. omgespeld volgens Frings.
høi̯əgən (K278p Lommel)
|
bedrag dat uitbetaald wordt aan degene die bij de eerste verkoping, i.v.m. de openbare verkoping van huizen e.d. [vgl. vraag 15a] het hoogste bod heeft gedaan [trekgeld?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
29943 |
priemen |
priemen:
primǝň (K278p Lommel)
|
De twee pennen aan de uiteinden van het metselkoord waarmee het tijdens het metselen wordt vastzet. De priemen worden ook gebruikt om het koord na gebruik op op te rollen. Zie ook afb. 4. Volgens de invuller uit Q 121c worden thans met de toepassing van profielen geen priemen meer gebruikt. In P 176 noemde men het spannen van het metselkoord met behulp van de priemen: 'de koord opsteken' ('dǝ kōt˱ ǫpstēkǝ'). In L 291 gebruikte men geen priemen, maar zette men het metselkoord met behulp van vierduimse spijkers vast. [N 30, 14b; monogr.]
II-9
|
23326 |
priester |
geestelijke:
geͅsələ?ən (K278p Lommel),
gijeͅsələ?ən (K278p Lommel),
priester:
pristər (K278p Lommel)
|
Een priester [preester, prejster, geestelijke]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24040 |
priester gewijd worden |
gewijd worden:
gewijd worden (K278p Lommel)
|
Priester gewijd worden. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24041 |
priesterwijding |
priesterwijding:
priesterwijing (K278p Lommel)
|
De Priesterwijding. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
22862 |
prijzen (mv.) |
prijzen:
preizen (K278p Lommel),
prɛ.izn (K278p Lommel),
prɛ.zn (K278p Lommel)
|
Prijzen (mv). [Willems (1885)] || prijzen (mv.) [RND]
III-3-2
|
33740 |
prikkeldraad |
pinnetjesdraad:
penǝkǝsdrāt (K278p Lommel),
penǝʔǝsdrǭu̯ǝt (K278p Lommel),
prikkeldraad:
preʔǝldrǭu̯ǝt (K278p Lommel)
|
Twee- of driedraads gevlochten ijzerdraad van scherpe punten voorzien waarmee men een weide of een stuk grond afspant. [N M, 6b; N M, 6a; L 40, 73; JG 1b; L 32, 45 add.; Vld.; Gwn 16, 11; A 25, 4f; A 25, 8 add.; monogr.]
I-8
|
22356 |
priktol |
kapper:
kapper (K278p Lommel),
pindop:
pendoͅp (K278p Lommel),
pindop (K278p Lommel),
/
pindop (K278p Lommel, ...
K278p Lommel,
K278p Lommel)
|
/ [SND (2006)] || Hoe noemt men een dergelijk stuk speelgoed dat in bezeging wordt gebracht met behulp van een touwtje dat er omheen wordt gedraaid? [priktol] [Lk 03 (1953)] || Pindop: tol (kinderspeelgoed).
III-3-2
|
18927 |
proberen |
proberen:
próbeiərən (K278p Lommel)
|
proberen
III-1-4
|