17885 |
ruk |
snok:
snok (K278p Lommel, ...
K278p Lommel)
|
Ruk: snelle, korte beweging waardoor iets of iemand met een schok van zijn plaats wordt getrokken (ruk, snok, roets) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
17884 |
rukken |
roffen:
roeffen (K278p Lommel),
roffen (K278p Lommel)
|
niet rukken (niet met rukken trekken) [ZND 42 (1943)]
III-1-2
|
34024 |
rund |
rund:
rønt (K278p Lommel)
|
Holhoornig, herkauwend zoogdier dat om zijn vlees en melk en ook wel als trekdier gehouden wordt. [L 6, 22; L 42, 12; S 30; S 49; Wi 6; monogr.]
I-11
|
24326 |
runderhorzel, horzel |
bot:
boͅtən (K278p Lommel),
horzel:
horzəl (K278p Lommel),
hoͅrzəls (K278p Lommel)
|
horzel [ZND 27 (1938)] || insect I [Goossens 1b (1960)] || insect III [Goossens 1b (1960)]
III-4-2
|
24349 |
runderhorzellarve |
huidmade:
høi̯tmōͅj (K278p Lommel),
made:
moͅuəi (K278p Lommel)
|
larve van de runderhorzel, worm die grote bulten (wormbulten) veroorzaakt in de huid van runderen [N 26 (1964)] || worm vdit laatste insect [Goossens 1b (1960)]
III-4-2
|
20936 |
runderlap |
biefstuk:
bifstøk (K278p Lommel)
|
biefstuk
III-2-3
|
20691 |
runderlapjes |
rundslapjes:
Syst. Grootaers
røntsleͅbskəs (K278p Lommel)
|
Runderlapjes (krippot, kripvlees?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
34022 |
rundvee |
beesten:
bi̯ɛstǝ (K278p Lommel),
bēǝstǝ (K278p Lommel)
|
Als vee gehouden runderen. Rundvee in het algemeen. Zie afbeelding 1. [N 3A, 1; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
20666 |
rundvleessoep |
rundssoep:
Syst. Grootaers
røntssup (K278p Lommel)
|
Soep van rundvlees (rundsolf?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
24371 |
rups |
koolrups:
kōəlrəpsən (K278p Lommel),
rups:
reps (K278p Lommel),
reͅps (K278p Lommel),
reͅsp (K278p Lommel),
rəps (K278p Lommel)
|
groene rups die koolbladeren tot op de nerf afvreet [N 26 (1964)] || rups [N 26 (1964)], [Willems (1885)] || rups rups [DC 46 (1971)]
III-4-2
|