29823 |
aangebrande stenen |
derdeklasstenen:
(enk)
dɛrdǝklasstējǝn (K278p Lommel)
|
Vormelingen die tijdens het bakproces verbranden door directe aanraking met stookkolen. Zie voor het woordtype kraaien ook het Waalse ɛcrah√™ɛ, ø̄̄morceau de houille incomplètement br√ªléø̄̄. Het werd in Q 121 gebruikt voor ø̄̄te hard gebakken stenenø̄̄.' [N 98, 168; N 30, 52c; monogr.]
II-8
|
17926 |
aanhoudend bepoetelen |
fotten:
foͅtən (K278p Lommel),
handvollen:
hafələ (K278p Lommel),
hafələn (K278p Lommel, ...
K278p Lommel),
verhandvollen:
vərhafələn (K278p Lommel, ...
K278p Lommel)
|
aanhoudend in de handen nemen [haffele, verhandvollen] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18883 |
aanhoudend klagen |
de stenen uit de grond klagen:
mar.: is er onderscheid tussen enkel- en meervoud van "steen"?
də steiən ötə grónt klàgən (K278p Lommel),
murmureren:
fr. "murmurer
märməreiərən (K278p Lommel),
steen en been klagen:
mar.: is er onderscheid tussen enkel- en meervoud van "steen"?
steiən äm beiən klàgən (K278p Lommel)
|
de stenen uit de grond klagen || klagen || steen en been klagen
III-1-4
|
31039 |
aankloppen |
kloppen:
kloppen (K278p Lommel)
|
Het met een hamer bewerken van de onderstukken om een stevig geheel te krijgen. [N 60, 129a]
II-10
|
23162 |
aanloop |
aanloop:
Hij piek (= pakte) zijn aanloop veel te kort.
änlop (K278p Lommel)
|
Aanloop.
III-3-2
|
22794 |
aanlopen |
aanzetten:
anzètten (K278p Lommel),
een aanloop nemen:
ne enloop nimmen (K278p Lommel)
|
Om ver te kunnen springen, begint een jongen eerst te lopen; hoe zegt men in uw dialect: "De jongen moet ..."? [ZND 37 (1941)]
III-3-2
|
34182 |
aanmelken |
voormelken:
vørmęlǝʔǝ (K278p Lommel),
vø̄rmęlkǝ (K278p Lommel)
|
Het maken van de eerste melkbewegingen bij een vaars die pas gekalfd heeft, gezegd van de boer. [N 3A, 61]
I-11
|
21488 |
aanranden |
aanvallen:
aanvallen (K278p Lommel),
anvallen (K278p Lommel),
onvallen (K278p Lommel),
overvallen:
overvoullen (K278p Lommel)
|
aanranden [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
18887 |
aanstaan |
aanstaan:
Det stit em an (K278p Lommel),
dè zal hum an-stowɛn (K278p Lommel),
uitgetekend:
ø̜jt˲gǝtēʔǝnt (K278p Lommel)
|
Dat zal hem gaden (bevallen, aanstaan). [ZND 35 (1941)] || Gezegd van de hoeken van een bouwwerk, wanneer deze na het uitmeten definitief vastgesteld zijn. In Q 83 werd de term 'aanstaan' in een iets andere betekenis gebruikt. Zodra de muren van een huis in aanbouw een eerste maal gemetseld waren en het grondplan zodoende vastlag, werden de uitzetplanken verwijderd. Men zei dan dat het huis 'aanstond'. [N 31, 10a; monogr.]
II-9, III-1-4
|
34148 |
aanstieren |
aanstieren:
anstērǝ (K278p Lommel)
|
Een jonge koe voor het eerst laten paren. [N 3A, 30b; monogr.]
I-11
|