e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lommel

Overzicht

Gevonden: 5514
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bijenvolk stok: stok (Lommel) Bijenkolonie of bijenstaat. Een bij, zowel de koningin als de werkbij als de dar, leeft uitsluitend in en voor een gemeenschap, ook wel het bijenvolk genoemd. Het aantal volwassen bijen dat een volk uitmaakt, schommelt tussen 20.000 en 80.000. Hierbij zijn de jonge bijen niet inbegrepen. [N 63, 29e; Ge 37, 6; monogr.] II-6
bijgooier aanschieter: ansxitǝr (Lommel) De bijgooier is de tussenpersoon tussen de afsteker van de wagen en de tasser in de schuur. Zie de toelichtingen bij de lemma''s ''graan stapelen in de schuur'' (5.1.11) en ''afsteker'' (5.1.12). [N 15, 50; monogr.] I-4
bijkloppen bijkloppen: bijkloppen (Lommel) Het overleer overal gladkloppen met de hamer. "Als het overleer strak over de leest getrokken was, zat het nog niet overal glad. Oneffenheden en plooitjes werden met de hamer aangeklopt. Men zei ook wel "bijkloppen"."(Liedmeier, pag. 1). [N 60, 129b] II-10
bijl waarmee men het slachtvee klooft bijl: bɛjl (Lommel), kapmes: kapmɛs (Lommel) Zie ook het lemma ''slachtbijl''. [N 28, 90; monogr.] II-1
bijl waarmee men het vlees in kleine stukjes hakt kapmesje: kapmɛskǝ (Lommel) Bedoeld zijn de kleine stukjes die in de worst worden verwerkt etc. De mes-opgaven binnen dit lemma duiden op een soort hakmes. [N 28, 115; N 28, 49] II-1
bijleggen bijleggen: bijleggen (Lommel), een pot maken: pot maken (Lommel) extra geld in de pot doen [lappen, bijleggen] [N 112 (2006)] III-3-2
bijnaam bijnaam: bénàm (Lommel) bijnaam III-2-2
bijsnijden afsnijden: afsnijden (Lommel) Het bijsnijden van de loopzool, het model eraan geven. [N 60, 103] II-10
bijten bijten: 1a-m  bēīten (Lommel), bijten (Lommel) bijten [ZND 21 (1936)] III-2-3
bijzondere harken spelreek: spęlrē̜k (Lommel), strooiselreek: strøsǝlrɛ̄k (Lommel) De volgende opgaven hebben betrekking op harken met een specifiek doel dat in het eerste lid van de benaming is aangegeven. Vgl. ook de lemmaɛs Mesthaak, Hooihark en Naoogstrijf. [N 18, 95; monogr.] I-5