18977 |
slons (slodder?) |
brodsel:
mar.: brodden
brótsəl (K278p Lommel),
klamot:
cf. VD s.v. "klamot, klamodde"3. slons
klàmòt (K278p Lommel),
slons:
slóns (K278p Lommel)
|
dik, lui vrouwspersoon, slons || slons || slordige onzindelijke vrouw, slons
III-1-4
|
22340 |
slootjespringen |
grachtjespringen:
grä:chske springen (K278p Lommel)
|
slootje springen [pikkelegen, sponselen, kapoetelen] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
19315 |
slordig |
slordig:
slórdəch (K278p Lommel)
|
slordig
III-1-4
|
18630 |
sluier |
voile (fr.):
vualə (K278p Lommel),
Opgave: Onbekend / of [vwal].
vwal (K278p Lommel)
|
sluier, lange witte ~ met een kroontje van wasbloempjes, hoofdtooi van Communiemeisjes [N 25 (1964)]
III-1-3
|
17577 |
sluik haar |
stijf haar:
steͅif hoͅwər (K278p Lommel)
|
recht, sluik haar [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17836 |
sluimeren |
knikkebollen:
kne⁄əboͅlən (K278p Lommel),
knikken:
kne⁄(ə)n (K278p Lommel),
kne⁄ən (K278p Lommel),
zulten:
WNT: zulten (I) ~< zult (I).
zøͅltə (K278p Lommel)
|
sluimeren [drooze, knikkebolle] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
17933 |
sluipen |
kruipen:
kruipen (K278p Lommel),
schuivelen:
schuifelt (K278p Lommel)
|
Sluipen: zich in alle stilte voortbewegen, zodat niemand het merkt (sluipen, kruipen, gluipen) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
33460 |
sluitpin onder aan een poortvleugel |
ondergrendel:
ondǝrgrɛndǝl (K278p Lommel)
|
Een poortvleugel kan aan de onderzijde gesloten worden door een korte metalen stang of pin te laten zakken in een gat in de drempel. Aan de bovenzijde is meestal een ring of haak waardoor de stang in de hoogste stand kan blijven hangen aan een pin als de poortvleugel geopend wordt. [N 4A, 47c]
I-6
|
32077 |
sluitring |
rondelle:
rondęl (K278p Lommel)
|
Rond metalen schijfje met in het midden een gat, dat onder een moer of de kop van een schroef wordt gelegd om het drukoppervlak te vergroten. [N 54, 37c; N 100, 18 add.; monogr.]
II-12
|
17704 |
sluitspier van de aars |
stropsel:
stropsel (K278p Lommel)
|
spier die de aarsopening sluit [rem] [N 10c (1995)]
III-1-1
|