e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lommel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spenen afzetten: afztǝn (Lommel), spenen: spēi̯ǝnǝn (Lommel), van de mem afdoen: van dǝ mɛm af˱dun (Lommel) Het veulen het zuigen ontwennen. [JG 1a, 1b; N 8, 59] I-9
sperma sperma: sperma (Lommel), zaad: zaad (Lommel) Sperma: het mannelijke zaad (zaad, natuur, sperma, wieks) [N 106 (2001)] III-1-1
sperwer klamper: klamper (Lommel), klamʔər (Lommel), geldt voor alles vogels van groep 11: vr. 82 tot en met 87. Frings, omgesp.  klampər (Lommel), sperwer: sperver (Lommel), speͅrəwər (Lommel) sperwer [DC 42b (1967)], [Willems (1885)] || sperwer / havik (35 / 55 vrij ronde vleugels en lage staart; gestreepte onderkant, gele ogen; komen onverwachts laag aanvliegen en grijpen dan de verraste prooi; de kleine soort vaak op trek; s winters ook in stad en dorp; de grote broedt zeldzaam in g [N 09 (1961)] III-4-1
spetteren kissen: bijvorm kissen  kesən (Lommel) sissen III-2-3
speurbijen spionnen: spionnen (Lommel) Werksters die een paar dagen voordat een bijenvolk gaat zwermen, gaan zoeken naar een nieuwe woning. Spleten en reten, holle bomen, schoorstenen en lege korven zijn mogelijke woonplaatsen. [N 63, 31a] II-6
spie spie/spij: spi(i̯) (Lommel) De zeisring, die steel en blad verbindt, wordt vastgeslagen door middel van een spie, of door twee of meer spietjes. Doorgaans zijn ze van hout, omdat deze het beste vast blijven zitten; soms vindt men ook een ijzeren spie, vaak in combinatie met een houten. Zie ook de toelichting bij het lemma ''zeisring'', en afbeelding 4, nummer A4 en B4. [N 18, 67e; JG 1a, 1b, 2c; add. uit A 14, 2] I-3
spiegel spiegel: spigəl (Lommel) spiegel III-2-1
spier spier: spier (Lommel), ij als i + j  spijər (Lommel) pees, spier [N 10 (1961)] III-1-1
spiertje trekken spiertje trekken: spierken trekken (Lommel) loten met gras of lucifers (bijv. wie de langste trekt) [spiertje trekken, getuigen, tuigen] [N 112 (2006)] III-3-2
spiesteen, boogsteen spie-/spijsteen: spistēʔǝn (Lommel) Metselsteen met naar één kant aflopende dikte. Zie ook afb. 27. [N 32, 24a; monogr.] II-8