id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
33795 | vagina, geslachtsorgaan van de merrie | kling: kleŋk (Lommel), vazel: vǫu̯ǝzǝl (Lommel), vǫǝzǝl (Lommel) | Het uitwendig zichtbare geslachtsdeel. [JG 1a, 1b; N 8, 35, 39b en 40] I-9 |
19489 | valgordijn, rolgordijn | store (fr.): stoͅu̯ər (Lommel) | rolgordijn III-2-1 |
17822 | vallen | vallen: vallen (Lommel), [~an] vallen (Lommel) | vallen [ZND m] III-1-2 |
19051 | vals | vals: vàls (Lommel) | vals III-1-4 |
22333 | vals spel | foertelarij: foertelarij (Lommel) | oneerlijk spel, het valsspelen [hernij, aarzak, haarzakkerij, aaszakkerij] [N 112 (2006)] III-3-2 |
22331 | vals spelen | foertelen: foertelen (Lommel), Fr. foutre. Foertelen is de frequentatief van een onbekend *foerten; foutre > *foerten > foertelen (metathesis van t en r). furtələn (Lommel), foetelen: België en Nederland. futələ (Lommel) | Oneerlijk spelen. || Vals spelen. || vals, oneerlijk spelen [stachelen, foetelen, entelen, peuteren, krummelen, onnemen, haarzakken] [N 112 (2006)] III-3-2 |
22332 | valsspeler | foertelaar: foertelaar (Lommel) | iemand die altijd vals speelt [aarzak, haarzak, aaszak] [N 112 (2006)] III-3-2 |
29982 | valsteiger | valstelling: val[stelling] (Lommel) | Noodvloer die onder de steigervloer moet liggen wanneer deze meer dan 4 m boven de begane grond komt. Wanneer men een nieuwe steigerverdieping heeft aangebracht, wordt de oude werkvloer doorgaans als valsteiger gebruikt. Zie voor de niet fonetisch gedocumenteerde vormen van de woorddelen '-(steiger)' en '-(stelling)' het lemma 'Steiger'. [N 32, 6; monogr.] II-9 |
23907 | van de duivel bezeten | van de duivel bezeten: van den duvel bezeten (Lommel) | Van de duivel bezeten [mit der duvel bezaese]. [N 96D (1989)] III-3-3 |
34497 | van de leg afraken | van de leg af: van dǝ lē̜g af (Lommel), van de leg afraken: van dǝ lęx afrāʔǝ (Lommel) | [N 19, 50b; N 19, Q 111 add.; monogr.] I-12 |