30004 |
vuurvaste mortel |
chamotte:
šamǫt (K278p Lommel),
vuurvaste cement:
vyǝrvāstǝ sǝmɛnt (K278p Lommel)
|
Mortel voor vuurvast metselwerk. Vuurvaste mortel wordt volgens de invuller uit L 321 gebruikt voor stoomketels, kachels en fornuizen. Zwiers II (pag. 548) geeft als grondstoffen voor vuurvaste mortel: zeer schrale klei of één deel portlandcement en drie delen zand met zo weinig mogelijk water aangemaakt. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(spijs)' het lemma 'Mortel'. [N 30, 38c]
II-9
|
29814 |
vuurvaste stenen |
chamottestenen:
šǝmǫtstējǝn (K278p Lommel),
šǝmǫtstēʔǝn (K278p Lommel)
|
Stenen die bestand zijn tegen vuur. Zij worden onder meer gebruikt bij de bouw van ovens. Het woorddeel chamotte- in de woordtypen chamottestenen en chamottebrikken verwijst naar het mengsel van fijngemalen scherven dat bij dit soort stenen aan de klei wordt toegevoegd. [N 30, 54b; N 98, 160 add.]
II-8
|
25508 |
vuurvaste tegels |
vuurstenen:
vyǝrstē̜jǝnǝ (K278p Lommel),
%%enkelvoud%%
vyǝrstē̜jǝn (K278p Lommel)
|
De vuurvaste tegels waaruit de ovenvloer bestaat. [N 29, 4b; monogr.]
II-1
|
25125 |
waaienx |
waaien:
wäiə (K278p Lommel),
wäiən (K278p Lommel)
|
waaien [N 22 (1963)]
III-4-4
|
19180 |
waar |
waar:
wòr (K278p Lommel),
wòuər (K278p Lommel)
|
waar
III-1-4
|
17952 |
waden |
baden:
boͅwəjə (K278p Lommel),
boͅwəjən (K278p Lommel, ...
K278p Lommel,
K278p Lommel)
|
lopen: met blote voeten door plassen lopen [polse, dokkele, baden] [N 10 (1961)] || waden: door het water baden [waoje, baoje, baaje] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
20740 |
wafel |
wafel:
woͅfəl (K278p Lommel),
Syst. Grootaers
woͅfəl (K278p Lommel)
|
wafel || Wafel [N 16 (1962)]
III-2-3
|
34562 |
wagen |
vierwieler:
virwildǝr (K278p Lommel),
wagen:
wāgǝ (K278p Lommel)
|
Algemene benaming voor een voertuig op vier wielen met een dissel, waarmee men over het algemeen grote lasten vervoerde. Soms werd de wagen ook voor personenvervoer gebruikt. Meestal werden er twee of vier paarden voor gespannen. In de jaren na de tweede wereldoorlog werden de houten wielen geleidelijk aan vervangen door exemplaren met luchtbanden. Wagens komen over het algemeen minder vaak voor dan karren. In Haspengouw neemt de frequentie van de wagen als landbouwvoertuig af van zuid naar noord. Dit heeft te maken met het feit dat in de streek waar de landbouwgrond zwaarder is, de wagen meer in gebruik is. In de Kempen en de Maasvallei komt de wagen niet voor als landbouwvoertuig, maar kent men ze wel als bijvoorbeeld voertuig van de brouwer. In de streken waar de wagens pas in het midden van deze eeuw opgang maakten, kende men ze slechts met luchtbanden. [N 17, 4; N G, 51; JG 1a; JG 1b; JG 1d; Wi 4; L 27, 65; monogr.]
I-13
|
17943 |
waggelen |
kwakkelen:
kwa`ələ (K278p Lommel),
waggelen:
wagələn (K278p Lommel, ...
K278p Lommel)
|
lopen: onvast, wankelend lopen [stroemele, striemele, strampele] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
25214 |
wak in het ijs |
koet:
kot (K278p Lommel)
|
gat in het ijs, dat erin gehakt is [DC 44 (1969)]
III-4-4
|