32744 |
wendakkerhoeken |
hoeken:
hu(u̯)k (K278p Lommel),
huʔǝn (K278p Lommel)
|
Bij het ploegen van de keerstrook of wendakker blijft, behalve als men na elke voor bij het keren de ploeg terugtrekt en aan de kant inzet, aan beide zijden van de wendakker een vierkant of rechthoekig keerstrookje over, dat thans vaak onbewerkt blijft, maar vroeger veelal met de schop (soms met de riek) werd omgewerkt. Een enkele keer diende het voor een ander gewas dan op de rest van de akker verbouwd werd. [N 11, 50b; N 11A, 125c; A 33, 7; N P, 1]
I-1
|
17597 |
wenkbrauw |
wenkbrauw:
wenkbrauwen (K278p Lommel),
wenkbràwən (K278p Lommel),
wènkbraawen (K278p Lommel),
wènkbrawen (K278p Lommel),
wênkbrawen (K278p Lommel)
|
dikke wenkbrauwen (haarbogen op het voorhoofd) [ZND 34 (1940)]
III-1-1
|
19071 |
wensen |
wensen:
wänsən (K278p Lommel)
|
wensen
III-1-4
|
32633 |
wentelploeg |
dobbele ploeg:
dǫbǝl [ploeg] (K278p Lommel),
wentelploeg:
wɛntǝl[ploeg] (K278p Lommel),
wɛ̄ʔǝl[ploeg] (K278p Lommel)
|
Een wentelploeg is een karploeg met tenminste twee ploeglichamen, die - boven elkaar aan de ploegboom bevestigd - elkaars spiegelbeeld vormen en bij het keren samen met de ploegboom 180° worden gedraaid. Aan de boom van zulk een ploeg zitten gewoonlijk ook twee kouters en twee voorscharen. Vroeger kon de wentelploeg ook een voet- of radploeg zijn. Omdat de ploegboom van een dergelijke ploeg niet in zijn geheel gedraaid kon worden, was het dubbele ploeglichaam draaibaar bevestigd aan het achterstuk van de ploegboom. Dit type wentelploeg heet achterwentelaar of staartwentelaar. Een voet- of radploeg met een ploeglichaam dat onder de ploegboom door gewenteld kan worden, wordt wel onderwentelaar genoemd. [JG 1b + 1b; JG 2a-1, 6 ; JG 2b-4, 1; N 11, 30; N 11A, 71 + 72 + 73; N J, 10 add.; N 27, 14 + 15 add.; A 27, 24 add.; monogr.]
I-1
|
20634 |
wentelteefje |
gewonnen brood:
Syst. Grootaers
gəwoͅnə bro(u̯)t (K278p Lommel)
|
Wentelteefjes (fleweene brood, fluweele brood, verdwene brood, verwèène brood?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
21484 |
werk (zn.) |
werk:
werk (K278p Lommel)
|
Eerst uw werk afmaken! [ZND 23 (1937)]
III-3-1
|
25569 |
werkbank |
schaafbank:
sxāf˱baŋk (K278p Lommel)
|
In het algemeen de houten bank waaraan de timmerman het hout bewerkt. Dit type werkbank is doorgaans aan de voorzijde ter hoogte van één van de poten en soms ook aan de zijkant voorzien van een houten bankschroef. Zie ook afb. 113. [N 53, 208a; monogr.]
II-12
|
28484 |
werkbijenbroed |
fijn broed:
fijn broed (K278p Lommel)
|
Het broed in de kleinste cellen, waaruit de werkbijen ontstaan. [N 63, 24a; N 63, 20a]
II-6
|
21486 |
werkdag |
werkendag:
swerkendaagse kleder (K278p Lommel),
swärən?əndāxsəkleiər (K278p Lommel),
werkendaagse kleren (K278p Lommel),
B.v. s werkendaags kostuum; s werkendaags gekleed.
swarəkəndaxs+ə kleiər (K278p Lommel)
|
De kleren die men in de week draagt. [DC 62 (1987)] || door-de-weekse kleren [t s werkendagse dinge, werkdinge] [N 23 (1964)] || s werkendaags
III-3-1
|
19132 |
werken |
werken:
wɛrə`ən (K278p Lommel)
|
werken [RND]
III-3-1
|