18064 |
bof |
dikoor:
dikoor (K278p Lommel, ...
K278p Lommel)
|
Bof: de ziekte waarbij men een opgezet gezicht krijgt door ontsteking van de oorspeekselklier en zwelling van de lymfevaten (dikoor, smartoor, bof). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
27955 |
bok |
bok:
bok (K278p Lommel)
|
De hoorn van een geitebok waarmee men polijst, vooral aan de gleuf tussen zool en overleer. [N 60, 151b]
II-10
|
34655 |
bok van het rijtuig |
hoofd:
høi̯ǝt (K278p Lommel),
schei:
sxęi̯ (K278p Lommel),
schoot:
sxou̯ǝt (K278p Lommel)
|
Zitplaats voor de koetsier of de voerman. Alleen bij het rijtuig vormt de bok een vast onderdeel. Bij de kar en de wagen wordt soms een plank tussen de berries gelegd die als geïmproviseerde zitplaats dient. Uit vragenlijst N 101, waar gevraagd werd naar de zitplaats van de voerman van een rijtuig, kwamen vrijwel uitsluitend opgaven van het type bok. [N 17, 38a-b + 40 + add; N G, 58d; N 101, 18a; monogr.]
I-13
|
20517 |
bokking |
bokkem:
Verklw. b[¿\\mk\\(n)
bøʔəm (K278p Lommel)
|
bukken, panharing, bokking
III-2-3
|
23164 |
bokstaan bij haasje-over |
krombok staan:
krombok ston (K278p Lommel)
|
Krombok staan: voorovergebogen met de handen op de knieën.
III-3-2
|
31034 |
bol |
bol:
bol (K278p Lommel)
|
Het vlak van de hamer waarmee men de zool gladklopt. Liedmeier (pag. 4) noemt dit vlak het klopmassief van de hamer. Dit moest rond zijn. Het zoolleer wordt hiermee herhaaldelijk en intensief beklopt om het soepel te maken. Hoe minder rond de bol is, hoe meer kans men heeft om het leer, door een onhandige slag, met de scherpe rand te beschadigen, hoe meer uitwerking daarentegen iedere slag heeft. [N 60, 114c]
II-10
|
18410 |
bolhoed: algemeen |
bolhoed:
boͅlhut (K278p Lommel, ...
K278p Lommel)
|
bolhoed [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18412 |
bolhoed: spotnamen |
hondenkot:
honəkot (K278p Lommel),
hondshok:
hoͅntshoͅk (K278p Lommel)
|
bolhoed: spotbenamingen [ketspeng, tiets, hardhoutere] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
31051 |
bolle rasp |
bolle rasp:
bolle rasp (K278p Lommel)
|
De cilindervormige, rattestaartvormige of half-cilindervormige rasp. Zie afb. 56. [N 60, 118c]
II-10
|
17605 |
bolle wangen |
rond van wangen:
hij is rond van wangen (K278p Lommel),
tomaten:
tomatə (K278p Lommel),
zwabberkaken:
zwabərkakən (K278p Lommel)
|
wang: bolle wangen [toetwange, zwabberkaken, volle maan] [N 10 (1961)]
III-1-1
|