20845 |
zult, preskop |
kipkap:
geperste hoofdkaas
kepkáp (K278p Lommel),
preskop:
preͅskoͅp (K278p Lommel),
präskoͅp (K278p Lommel),
geperste hoofdkaas
preͅskop (K278p Lommel, ...
K278p Lommel)
|
hoofdkaas [Goossens 1c (1955b)] || preskop || varkenskop die gekookt, gehakt en geperst wordt en in schalen of teilen wordt gemaakt; hoofdkaas [ZND 49 (1958)]
III-2-3
|
18032 |
zure oprisping |
zuur:
tsu:er (K278p Lommel),
tzuwər (K278p Lommel)
|
Hoe noemt u het zure deel van het maagsap, dat wel eens naar boven komt? [DC 47 (1972)] || oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
24882 |
zuring (alg.) |
zulker:
zøləʔər (K278p Lommel)
|
zuring
III-4-3
|
33618 |
zuring, groente |
zurkel:
zurkel (K278p Lommel),
zørəʔəl (K278p Lommel)
|
Zuring, zurkel als groente gekweekt [Goossens 1b (1960)]
I-7
|
20336 |
zuster |
non:
non (K278p Lommel),
zuster:
zustər (K278p Lommel),
zøstər (K278p Lommel)
|
Een lid van een vrouwelijke geestelijke orde, zuster, non [zuster, non, maseur, begijn]. [N 96D (1989)] || zuster
III-2-2, III-3-3
|
20626 |
zuurdeeg |
hevel:
hējvǝl (K278p Lommel),
hēvǝl (K278p Lommel),
ēvǝl (K278p Lommel)
|
Door gisting verzuurd deeg, gebruikt als rijsmiddel om nieuw brood te maken. Het is overschot van het deeg dat de vorige keer is gebakken. Met zuurdeeg wordt roggebrood gebakken, terwijl voor witbrood brouwersgist wordt gebruikt. Het zuurdeeg wordt in een bepaalde vorm, meestal broodvorm, gekneed en aan de bovenkant van een gaatje voorzien waarin een handvol zout wordt gedaan. Ook maakt men met de vinger wel eens een kruisje waarop men dan zout strooit. Tot de volgende bakdag wordt het zuurdeeg in de baktrog of in een doek of pot of in de kelder bewaard. Voor het gebruik wordt de droge korst van het zuurdeeg afgesneden en de rest in warm water gebrokkeld en geweekt (Weyns blz. 45). [N 29, 23a; N 16, 75; N 29, 23b; L 1a-m; L 2, 21b; LB 2, 236; OB 2, 4; OB 2, 6; JG 1b add.; S 6; S 6 add.; monogr.]
II-1
|
25555 |
zuurdeeg maken |
stukken wegleggen:
støʔǝ wɛxlɛgǝn (K278p Lommel)
|
Een restant van het deeg een poos laten "rijpen", totdat het zuurdeeg is geworden en het aldus verkregen zuurdeeg gebruiksklaar maken. [N 29, 23b; S 6; monogr.]
II-1
|
20541 |
zuurdesem |
hevel:
eevel (K278p Lommel),
hèvəl (K278p Lommel),
Syst. Grootaers
hēvəl (K278p Lommel)
|
zuurdeeg gebruikt i.p.v. gist || Zuurdeeg, gebruikt i.p.v. gist (heevel?) [N 16 (1962)] || zuurdesem: een beetje deeg overgehouden van de vorige maal (Fr. levain) [ZND 02 (1923)]
III-2-3
|
20679 |
zuurkool |
opgelegde kolen:
opgelegde koeəlen (K278p Lommel),
zuurkool:
zoerkollen (K278p Lommel),
zūrkoͅl (K278p Lommel),
Syst. Grootaers
zūrkoͅlə (K278p Lommel)
|
ingemaakte witte kool [Goossens 2c (1963)] || zuurkool [ZND 08 (1925)] || Zuurkool (zoerkolle, suuremoes?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20680 |
zuurkoolstamppot |
zuurkolenstomp:
Syst. Grootaers
zūrkoͅləstoͅmb (K278p Lommel)
|
Stamppot van aardappelen en zuurkool [N 16 (1962)]
III-2-3
|